leonstoepker.reismee.nl

Public health in Untunjambili en een verlopend visum

De weken vliegen voorbij en de te vertellen verhalen worden langzamerhand meer dan ik er in een reisverhaal kan vertellen. Maar ik ga toch een poging wagen om het avontuur in kaart te brengen.
Ons coschap hier zou eigenlijk gelijkwaardig verdeeld moeten zijn in half tropengeneeskunde, halfsociale geneeskunde. Beiden minimaal vier weken, idealiter beide zes weken. Na bijna zes weken puur tropengeneeskunde werd het tijd voor wat sociale geneeskunde, wat voor ons neerkomt op public health, eerste-lijns-geneeskunde en outreach in ruraal Zuid-Afrika.
Als eerste onderdeel vertrokken we naar Untunjambili, een district ziekenhuis in de bergen van Kwazulu Natal. Op maandagochtend staan we om zes uur, nog voor zonsopgang, voor het ziekenhuis te wachten op sister Xulu, een verpleegkundige die ons een lift geeft. Het is zo’n 90 minuten rijden, waardoor het praktischer is om de hele week in de buurt van het ziekenhuis te blijven. We zouden verblijven in een Duitse kostschool in Hermannsberg.
Bij aankomt in Untunjambili valt het temperatuurverschil meteen op, het milde kustklimaat heeft plaatsgemaakt voor het koelere bergtemperaturen. Nog voor half 8 (verpleegkundigen beginnen nou eenmaal eerder dan de meeste dokters) zitten we in het kantoor van dokter Pakathi te wachten, zij zou onze begeleider van de week zijn.
Na een uur zitten we nog bibberend in het kantoor, onze kleding duidelijk tekort-schietend voor het koude bergleven. Een zuster komt het slechte nieuws brengen dat dr. Pakathi er vandaag niet is, vanwege een vergadering in Stanger. Voor de planning niet erg bevorderlijk, maar de zuster dat we maar gewoon ergens moeten beginnen. Het kleine ziekenhuis heeft vier afdelingen: maternity (gynaecologie/obstetrie), pediatrics (kinder), een male- en een female ward. We beginnen bij maternity. Nadat we ons hebben voorgesteld begint de vrouwelijke dokter vrijwel meteen uit te leggen over de patiënte die ze net heeft gezien en zo begint de week zonder introductie of planning, die ook later niet meer zal volgen.
Nadat we alle afdeling kort hebben bezocht is de dag al snel voorbij. Rond een uur of drie gaan we naar het hoofdkantoor om te vragen wie ons transport de rest van de week zou verzorgen. Het enige wat we wisten is dat ‘iemand’ ons elke dag uit Hermannsberg zou ophalen en er terugbrengen, omdat diegene er langs reedt. Na een verwarrend uurtje begint de tijd te dringen, aangezien we om vier uur die kant op zouden gaan.
Wederom blijkt de afwezigheid van dr. Pakathi het probleem: zij was zelf bereid gevonden ons elke dag mee te nemen, maar zij is echter nog steeds afwezig. Gelukkig blijkt een andere medewerker bereid ons mee te nemen en zo lossen we het probleem al carpoolend op.
Iets later dan verwacht komen we aan in Hermannsberg, wat letterlijk bestaat uit één straat en een enorme Duitse kostschool, opgericht door Duitse missionarissen. We verblijven niet in de school maar in de straat bij een vriendelijk Duits stel: Utah en Sven. Nina en ik delen een ruime kamer en we eten ’s avonds gezellig mee met de familie. Ik noem het familie maar eigenlijk is er niemand aan tafel bloedverwant: twee duitse studentes pedagogiek verblijven voor een stage een aantal maanden bij hen en werken op de school en daarnaast wonen er drie stralende Zulu-meisjes, genaamd Samantha, Amahle en Alwande. Het drietal verblijven hier, alszijnde in een safe-house. Alle drie zijn ze misbruikt en vanwege het aanklagen van de ‘verdachte’ (vaak familie), zijn ze thuis niet meer veilig. Utah en Sven bieden hen onderdak en zorgen dat ze naar school kunnen. We eten samen en het is een gezellige bedoening. Het haardvuur gaat aan en dankbaar maken we gebruik van de vesten die we mogen lenen. Nu is dan toch duidelijk dat we hier in de winter zitten...
De volgende dag besluiten we niet zozeer in het ziekenhuis te gaan meelopen, aangezien dat geen public health is. We moeten de eerstelijns gezondheidszorg verkennen en gaan daarom langs bij verschillende klinieken, gerund door verpleegkundigen, maar functionerend als een gecombineerde huisarts/consultatiepost. We leren over vaccinatieprogramma’s, inschatting van ziektebeelden en de behandeling van kleine kwalen.
De week vliegt om, het leven hier is een verfrissende afwisseling. Het groene berglandschap is zo anders dan Stanger. De uitzichten over dalen met talloze Afrikaanse hutjes, doorkruist door de kronkelende Tugela rivier zijn indrukwekkend.
Het hoogtepunt van de week bereiken we, als we met een mobile clinic (een busje met allerlei medische materialen en medicamenten) het diep rurale gebied ingaan. Na een avontuurlijk hobbelige rit vinden we in the middle of nowhere onder een boom de plek om aan de slag te gaan. Twee tafels, wat stoelen en alle medische materialen worden uitgestald en mensen lijken uit het niets te komen opdagen. Ik verwonder me hoe de mensen weten dat de clinic hier vandaag zou zijn en daarnaast dat ze het op deze plek nog vinden ook. In ieder geval werkt het en is er zo toch bereikbare zorg voor mensen in diep ruraal Zuid-Afrika, ook al is de kwaliteit van zorg toch matig te noemen.
Die vrijdag hadden we ongeveer alles wat we wilden zien wel gezien, wat ons wat tijd gaf om Kranskop te verkennen, het plaatsje dichtbij Untunjambili. Het stadje zelf stelt weinig voor, we lopen op ons gemak rond en kijken naar de mensen en de marktjes. We passeren smoezelige bergen met groenten en fruit, kleine barbecues met kippenklauwen en kippenhoofden.
Op een gegeven moment lopen we langs een gammel tentje waar ze haren knippen, een mannenkapper! Het kost nog geen 20 rand (nog geen twee euro) en kan daarom toch nooit tegenvallen. Mijn waaierige blonde lokken waren enigszins uit model gegroeid, dus dit kon niet beter. Als blijkt dat de kapper geen schaar heeft, alleen maar tondeuses wordt het wat lastiger. Maar hij laat zich niet weerhouden en gaat met een tondeuse in allerlei standen langs alle zijden van mijn hoofd. Na een half uur staan we weer buiten, de man heeft hard gewerkt, maar als ik met mijn hand door mijn haar strijk voel ik bijna dat het scheef is gedaan. Nina is nog optimistisch als ze zegt dat het wel beter is dan eerder. Bij nadere inspectie is het voorop (erg) kort, rechtsachter langer en linksachter weer korter. Mijn baard heeft hij ook meegenomen met dezelfde tondeuse, maar die is ook niet erg goed gelukt…
Diezelfde avond komen we weer in Stanger aan, waar ik wellicht zelf met mijn tondeuse aan de slag was gegaan als we stroom hadden gehad. Echter was (inmiddels voor de derde keer?) onze stroom afgesloten vanwege de pre-paid elektriciteit die we hebben en pertinent te laat opladen. Wederom zaten we daarom in een donker huis bij thuiskomst. De volgende dag ontluikt Nina zich als waar tondeuse talent en valt mijn kapsel nog grotendeels te redden! En zo ging ik ineens weer kortgetrimt, doch netjes, door het leven.
In de weekenden in Stanger is het druk en chaotisch op straat. Ik blijf me verbazen hoe de gemiddelde Zuid-Afrikaan zich voortbeweegt, het heen en weer waggelen lijkt soms meer naar links en rechts te bewegen dan voorwaarts. Het wandelend inhalen is daarmee een grote uitdaging, elke dag weer.
We lijken zowaar gewend aan het leven in Stanger, maar om eerlijk te zijn zou het wel erg lekker zijn om voor het dagelijkse leven te kunnen ontsnappen uit de stinkende stad. Via Sven hadden we het nummer gekregen van een man die in Blythedale woont, Herman. Hij zou ons misschien wel kunnen accomoderen.
In de tussentijd is het al bijna juni en aangezien ons visum in juli verloopt is het tijd voor ons vernuftige plan: ergens halverwege de stage naar Mozambique en terug om de grens maar te passeren, leek ons de makkelijkste manier om een nieuwe stempel te krijgen.
De woensdag voordat we een lang weekend zouden nemen ontmoeten we Herman even snel voor de trip begint, tussen alle regeldingen door. De spullen zijn gepakt, we moeten alleen de huurauto nog bevestigen, betalen en ophalen.
Herman blijkt een vriendelijke, licht verstrooide, Duitse man van rond de 80. Hij woont al meer dan 20 jaar in Zuid-Afrika en heeft sinds 13 jaar een huis in Blythedale, waar hij niet alleen woont. Hij noemt zichzelf de man met vele kinderen, want in zijn grote huis heeft hij over de jaren heen tientallen Zuid-Afrikaanse jongeren opgevoed. Hij vertelt hoe hij weeskinderen, of kinderen met een moeilijke achtergrond of sociale problemen in huis neemt en ze een stabiele basis biedt en zorgt voor onderwijs. We praten over ons eventuele verblijf bij hem en bespreken het feit dat we geen vervoer hebben voor de dagelijks af te leggen 7 km. Daarvoor heeft hij een oplossing: we mogen zijn VW Golf CiTi lenen, die gebruikt hij zelf niet. Het is een prachtig wit koekblikje met alles wat je van een ouwe barrel in Afrika verwacht: het raam sluit niet soepel, er mist een ruitenwisser, de deuren gaan maar moeizaam open en dicht, en het starten is ook een uitdaging met de juiste hoeveelheid choke en gas. Om Herman’s goedheid nog ongeloofwaardiger te maken laat hij ons de auto per direct meenemen en mogen we er van hem mee naar Mozambique rijden.
Niet veel later sjeezen we opgelaten langs het suikerriet, richting Stanger. Heeft deze man ons nou zijn auto meegegeven nadat hij ons nog geen twee uur kent?
De huurauto hadden we niet meer nodig, wat ietwat lullig en last-minute geannuleerd werd. Niet minder prinsheerlijk rijden we de volgende ochtend de snelweg op met ons rammelde bakje, het feit dat hij soms niet in de één schakelt blijkt het grootste probleem, maar niks is onoverkomelijk. Na een rit van vier uur bereiken we de grens van Mozambique bij Kosi Bay, waar we de auto voor een lang weekend kunnen parkeren. Vanaf de grens zijn er geen geasfalteerde wegen en in het mulle zand zullen we nog geen kilometer halen. Daarom nemen we een lift vanaf de grens naar Ponta, wat een paar kilometer noordelijk van de grens aan de kust ligt.
De grens van Zuid-Afrika naar Mozambique is niet zo onzichtbaar als de grens in vele europese landen. Met het passeren van de landsgrend betreden we een compleet ander landschap. Met een soort jeep stuiven we over de lange slingerige zandwegen, links en rechts lopen mensen die zwaaien dat ze ook mee willen . De chauffeur neemt een dame mee die met veel te veel zware tassen langs de weg staat. De spraakmakende tocht brengt ons binnen 20 minuten in Ponta do Ouro.
Terwijl de zon ondergaat vinden we een mooie accomodatie bij Primo Cabanas. Ponta is een soort stranddorpje, met alleen maar zandwegen en veel accomodaties voor toeristen tussen de traditionele houten huisjes en krotjes. Alles is gelegen om het strand en er hangt een relaxte beachvibe. We besluiten meteen te gaan kijken wat er te doen valt in de avonden. Het is echter extreem rustig, bijna als enigen zitten we in de beachbar waar we onze eerste gamba's proberen. We ontmoeten daar Garreth, wat blijkt: een dive master! We bespreken mijn plannen om ergens deze dagen een duik te gaan doen. Hij raadt me aan om morgenvroeg meteen met hen mee te gaan op een dubbelduik, waar je in één ochtend twee duiken doet. Als ik morgen niet mee ga, weet hij niet of het duiken zal lukken, omdat er een storm aan komt en er flinke golven zullen zijn.
En zo stond ik de volgende ochtend voor ik het wist op de boot. Garreth heeft alles goed geregeld, wat blijkt: hij is ook nog de manager van het duikresort DivOcean divers.
De eerste duik is fantastisch, met talloze stingrays en enorme groupers. De tweede duik kan daar moeilijk aan tippen en valt dan ook wat tegen, met troebel water en veel kleinere visjes. Echter mag ik niet klagen, want dit heb ik maar weer meegepakt en om te zwemmen met rays stond al sinds Indonesië op mijn lijstje!
Die dag geniet ik samen met Nien van het mooie strand. Dat het laagseizoen is mag duidelijk zijn, aangezien het enige gezelschap wat we hebben de strand(zwerf)honden zijn. Het strand en de zee zijn hier duidelijk mooier dan rondom Stanger, Mozambique is in alles net wat natuurlijker. De volgende dagen zorgen we dat we goed genieten van het strandleven. We wandelen langs een landtong om de rotsen om op een afgelegen privéstrand de hele dag te ontspannen, zonnen en zwemmen. We komen allebei enorm tot rust en de tijd vliegt voorbij.
De laatste twee ochtenden boeken we bij het dolphin center een dolfijnentrip, iets waarvan ik op deze manier niet eerder had gehoord. Met zonsopgang vertrekken we met een dikke speedboot de oceaan op. Lea, de gids, vertelt over verschillende gedragsvormen van dolfijnen: slapend, reizend, jagend of sociaal. Als we geluk hebben komen we een groepje dolfijnen tegen om vanaf de boot te spotten. Als we nog meer geluk hebben zijn ze op dat moment sociaal, dan kunnen we van de boot springen en met ze snorkelen!
De eerste ochtend komen we een kleine groep dolfijnen tegen, vanwege de snelle voortbeweging lijkt het erop dat ze reizend zijn. Toch mogen we het water in en vangen we een paar glimpsen op de van de bijzondere dieren.
De volgende ochtend ga ik weer mee op de trip, Nina besluit dat eenmaal genoeg was. Echter wordt voor mij de herhaling beloond als we tweemaal met een groep dolfijnen in het water mogen springen, waarvan de tweede groep erg sociaal blijkt! De dolfijnen spelen met vluchtende vissen, zwemmen rondjes om me heen en onder me door. Als ik geluiden maak komen ze dichterbij en lijkt het alsof ik contact met ze heb (kijken ze me nou aan?). Veel te snel gaat de groep zwemmende zoogdieren door, slechts een nieuwsgierige dolfijn zwemt nog wat rond voordat ook hij vertrekt. Hij laat mij, Lea en een andere enthousiaste vrouw glunderend achter. Voldaan gaan we terug naar huis.
Het was een goed en bijzonder weekend, Mozambique is een aanrader. Helaas moeten we weer terug. Nina en ik zijn beiden op een nieuwe afdeling begonnen, het kan niet alleen maar feest zijn...
De dagen erna zijn we weer hard aan het werk, maar mis ik het strandleven toch wel erg. Binnen een paar dagen mogen we naar Blythedale verhuizen, waar we ten minste buiten werkuren op het strand kunnen wonen! Dat klinkt als een goed vooruitzicht voor de laatste maand.

Het leven in en om Stanger hospital en een andere wereld in de weekenden

Het is hoog tijd om het verhaal weer op te pakken waar we de vorige keer zijn gestopt. Na het duistere einde van de eerste week hadden we wel een opsteker verdiend. Aangezien we een lang weekend hadden besloten we ontspanning te zoeken in Sodwana bay. Kumaren en Khoza, twee Zuid-Afrikaanse co-assistenten waren wel in voor een verkenningstrip en zo vertrokken we die zaterdag in alle vroegte met Kumaren’s auto richting het noorden.

De grote snelweg leidt ons soepel naar het noordelijke deel van de provincie Kwazulu Natal. Nadat we van de snelweg afslaan begint het pittig te worden. De slechte bewegwijzering en kwaliteit van wegen maken het extra spannend. Het ene vergane grindpad lijkt nog minder begaanbaar dan een ander zandpad. Na een aantal gewaagde afslagen staan we letterlijk op een zandpad waarvan je je kan afvragen of het nog een pad is of gewoon een zandheuvel. Een groepje Zuid-Afrikaanse vrouwen staat geamuseerd toe te kijken en één van hen weet ons te vertellen dat deze weg alleen naar haar huis leidt. Dan moeten we toch toegeven dat dit niet de weg naar een toeristisch snorkel-oord kon zijn. De bovengemiddeld hoge begroeiing van het pad maakte het eigenlijk al onwaarschijnlijk dat er de laatste dagen enig verkeer was gepasseerd…

Na slechts eenmaal in het zand vastgelopen te zijn, komen we diezelfde dag nog aan. Inmiddels middag, terwijl we om 6uur waren vertrokken, maar dat mag de pret niet drukken. Sodwana is een soort toeristisch, gezellig dorpje dat op zo’n 10 minuten rijden van het strand ligt. Een mooie groene route brengt ons bij de ingang van het beschermde reservaat, het grootse iSimangaliso wetland park, waar het strand zich in bevindt. We besluiten het er direct van te nemen en brengen de eerste uren door op het prachtige strand. We kopen een paar prachtige, verse ananassen, die ter plekke worden gesneden en daarmee ploffen we dankbaar in het warme zand. Overal staan tenten met duikers-spullen en boten verspreid over het immense strand. Echter zijn er best wat golven, waardoor snorkelen me niet heel makkelijk lijkt hier.

Niet veel later mogen we dit zelf ervaren: heen en weer klotsend tussen de rotsen is het snorkelen inderdaad best een uitdaging, maar in het ondiepe water zien we al verbazend veel vissen. Grote scholen mooie vissen hangen rustig rond of zwemmen hyperactief in de rondte. Het water is helder en de lucht strakblauw, wat allemaal bijdraagt aan een perfecte eerste dag op het strand.

Iets dichter bij het strand dan Sodwana zelf, vinden we accommodatie bij Coral divers, waar we twee tenten nemen met in elk een tweetal bedden. Tussen de bomen, huisjes en tenten lopen vogels (kruising tussen een pauw en een fazant?), hertjes en apen, wat het tot een natuurlijk plekje maakt. In Sodwana komen we zelfs onze eerste wilde slang tegen, een man wijst ons op een bruine boomslang, die bijna onzichtbaar is tussen alle takken.

Net voordat we naar het dorpje willen vertrekken om wat te eten komt er ineens een zenuwachtig stemmetje uit een tent niet al te ver van de onze: ‘hello? Hi guys, hehe… Help me please…’ Geintereseerd lopen Nina en ik naar de tent waar de stem vandaan komt. In de nok van de tent steekt een vrolijk hoofd uit, die ons uitlegt wat er is aan de hand is: blijkbaar had hij, Marc, zijn tent iets te goed dichtgedaan voor zijn dutje, waarna de rits naar buiten was gedraaid ofzo. In ieder geval, na een half uur geprobeerd te hebben te ontsnappen moest hij toch lichtelijk gegeneerd om hulp roepen. Gelukkig was te tent van buiten makkelijk te open en konden we er alledrie smakelijk om lachen nadat we hem vrij snel hadden bevrijd. Hij nodigt ons uit om met hem en zijn vrienden, Neil en Donovan, te gaan braaien. Echter hadden we al plannen gemaakt en volgden we die op.

Na een goede maaltijd bij ‘The lighthouse’ gaan we net voor middernacht nog even naar het strand. Voldaan en rozig liggen we in het zand naar boven te kijken. Nooit eerder heb ik de sterrenhemel zo helder kunnen zien: prachtige sterren, sterrenbeelden en sterrenstelsels beschijnen ons op het verlaten strand. Met z’n vieren besluiten we dat we deze kans moeten grijpen, kan een avond nog mooier zijn om een nachtduik te nemen? Onverwachts wordt het nog bijzonderder als het water lijkt op te lichten terwijl we erin rennen. In het aangenaam warme water lijken de fluorescerende algen met ons te spelen door op te lichten bij elke beweging die we maken. Het geheel maakte het tot een magische avond en de nachtrust die daarop volgde was de beste die ik tot dan toe had ervaren in dit land.

De twee dagen die we daarna in Sodwana bay doorbrachten waren gevuld met ontspanning, strand en zee. Aangezien het een lang weekend was hadden we maandagochtend nog om de laatste uren te genieten. We besloten met Coral divers een tripje te regelen naar een deel van het 2-mile reef, genaamd ‘Pinnacles’ op 15 meter diepte: Nina en Kumaren gingen snorkelen en ik ging met Khoza al duikend de diepte verkennen.

Toch even spannend om weer te duiken na een lange tijd, maar terwijl we de diepte in zakken komt de herkenbare rust al over me heen. De stilte en tegelijkertijd de rustgevende drukte van de onderwaterwereld doet me goed. Vanwege heftige wind en stroming is het zicht wat beperkt, maar een voordeel is dat we een drift-dive kunnen doen. Oftewel, de stroming neemt ons mee over het rif en we hoeven alleen wat te balanceren, weinig te zwemmen. Het voelt alsof we gewichtloos over het rif vliegen, terwijl links en rechts ontelbare vissen passeren, de één nog kleurrijker dan de ander. Terwijl ik heel geconcentreerd een trompetvis zit te bekijken wijst de dive master naar iets achter mij. Nog geen meter van me vandaan hangt een flinke zeeschildpad op het koraal te ‘grazen’. Hij neemt een hap koraal en kijkt me geïnteresseerd (of is het geïrriteerd) aan. Lichtelijk onder de indruk laat ik hem mooi met rust en veel te snel daarna is het alweer tijd om op te stijgen. Hmm, wat een mooie ervaring. Misschien had ik dit niet tot de laatste dag moeten bewaren, dan had ik nog een extra duik kunnen doen.

In de boot vinden we Nina en Kumaren terug, die het echter wat zwaarder hebben gehad. In verband met de wind en golven zijn zij het afgelopen uur flink door elkaar geklotst op het water. Kumaren is volledig groen weggetrokken en zit ineengedoken op de boot en daarnaast hangt Nina over de rand van de boot te kotsen.

Met dit beeld voor ogen en de heftige golven voel ik me binnen een minuut ook goed beroerd. Gelukkig kan ik mijn ontbijt nog binnenhouden terwijl we het strand opracen. Nina vertelt dat ze zich het grootste deel van de tijd goed vermaakt heeft, alleen Kumaren was al binnen tien minuten het water uit.

Onderweg terug naar Stanger zijn we het er echter allemaal over eens dat het een fantastisch weekend was. Nu is het weer tijd voor het serieuze leven, coschappen, de eigenlijke reden waarvoor we hier zitten.

De eerste dagen op de kindergeneeskunde waren erg indrukwekkend. Onze begeleider, Jeroen, is ook het hoofd van de afdeling en hij vindt eigenlijk alles goed wat we willen doen. Omdat ik veel wil zien loop ik nogal ongestructureerd rond de eerste dagen, maar zie ik daarom des te meer. De eerste week zie ik het meeste op de spoedopvang en polikliniek, beiden van de kindergeneeskunde welteverstaan. Het is interessant en schokkend tegelijk om echt zieke kinderen te zien; waar ik in Hardenberg al aardig wat gezien dacht te hebben, overtreft dit alles. Een groot deel van de kinderen heeft HIV en/of is ondervoed, wat beiden een negatief effect op het immuunsysteem heeft. De infecties die hierop volgen geven indrukwekkende beelden: veel tuberculose, longontstekingen, hersenvliesontsteking of onverklaarbare presentaties. Zo kwam er een meisje van 14 maanden met koorts, hoesten en insulten. Bij de opname viel de arts op dat het kind niets kon zien, iets wat moeder nog niet was opgevallen. Wat het geheel compliceerde was dat het kind de dag voor opname kruidenmedicatie van een traditional healer had gekregen, maar of dit heeft bijgedragen aan de accuut ontstane blindheid bleef eerst onduidelijk. De diagnose TB-meningitis (hersenvlies-ontsteking) werd later gesteld. Ik kan verklappen dat ze in de loop van de weken onder behandeling weer opknapte, ging rondlopen en zelfs haar zicht weer terug kreeg.

Om wat meer structuur te krijgen besloot ik mijn weken vooral op de afdeling PUM (pediatric unit main) te spenderen. Dit is de beste plek om patiënten te vervolgen en daarnaast procedures te leren als bloed en infusen prikken, iets wat een co-assistent in Nederland vrijwel nooit doet. Meteen op de eerste dag op zaal heb ik een klik met dr. Silvia Paz, een medical officer (basisarts), oorspronkelijk uit Cuba, met bijna 20 jaren ervaring in de kindergeneeskunde, maar ze is nooit officieel gespecialiseerd. Ze neemt me mee als handlanger/slaaf en in ruil voor alle uitleg die ze geeft en procedures die ze me leert, neem ik haar wat werk uit handen door onderzoeken aan te vragen, bloed te prikken en resultaten te vervolgen. Ik voel me helemaal op mijn plek en bouw erg veel ervaring op met zaken die ik in Nederland niet zie gebeuren. Op de afdeling zijn er veel kinderen met HIV en/of TB, maar ook ondervoeding is een groot probleem. Ze noemen ze SAM’s (severe acute malnutrition), de kinderen die uitgemergeld binnenkomen of juist opgezwollen door het oedeem vanwege een eiwitgebrek. Het is dankbaar werk, want in de weken dat ik er rondloop zie ik de gezichtjes voller worden, de ogen hun sprankel terugvinden en de lachjes bij de kinderen terugkomen. Zonder grappen is het een criterium om een kind te ontslaan na opname vanwege ondervoeding als hij/zij weer lacht en speelt.

Op de afdeling zijn ook de moeders opgenomen, die beneden slapen, maar op gezette tijden bij hun kinderen mogen zijn om ze te voeden en bij te staan. Ze dragen allemaal dezelfde ziekenhuishempjes en roze badjas, wat het geheel een licht absurde aanblik geeft. Vooral als ze om 9u de afdeling op mogen en in een rijtje door de gang sjokken. Ik kijk om me heen en waan me in een vrouwengevangenis. Ook de communicatie in het ziekenhuis komt vaak de moeder niet ten goede. De zorg verloopt hier nou eenmaal anders en veel zaken gaan over de hoofden van de patiënten heen en de communicatie is daarbij gebrekkig tot afwezig. Niet elke arts is hetzelfde, maar over het algemeen valt het wel op. Het feit dat de moeders Zulu spreken en slechts soms (30%?) een beetje Engels, bevordert de zaken ook niet.

Aan de afdeling zit een klein veldje waar twee Nederlandse artsen een speeltuintje voor de kinderen hebben gemaakt. Hier kunnen de kinderen even ontspannen, even naar buiten en het ziekenhuis leven vergeten. Silvia neemt vaak 1 of 2 kinderen mee op een karretje en rijdt ze dan door de gangen als ze een momentje vrij heeft. Ik maak het dan ook mijn persoonlijke missie om minstens een paar keer per week een paar kinderen mee naar buiten te nemen en ze even een lichtpuntje in de dag te geven. In de korte periode dat ik er ben merk ik hoe snel je een band kan opbouwen met deze kleine patiëntjes. Meerdere malen heb ik met een weeïg gevoel patiënten zien vertrekken naar huis. Wat nogal wrang is, aangezien ik minstens zo blij ben (en moet zijn) dat ze weer beter zijn, daar doen we het immers voor.

Na verloop van tijd moet ik er dan aan geloven om eens een dienst mee te draaien. Ik begin op een vrije vrijdag om 4 u ‘s middags met Silvia en doe daarna de nachtdienst mee met een medical officer uit Nederland, Serge Prop. Serge is ruim een jaar geleden naar Stanger gekomen. Hij vertelt dat de bedoeling was om een jaar te blijven, maar die deadline is inmiddels verstreken en hij heeft nog geen concrete vertrekplannen. Die avond lopen we langs bij verschillende interessante gevallen en uit drie opnames mag ik er eentje doen. Het is allemaal niet heel spraakmakend en mijn vaste slaap-waakritme maakt me tot een zombie als we tot twee uur in de nacht bezig zijn. Gelukkig mag ik dan even naar huis om wat slaap te pakken.

Na de onwerkelijke bewustwording van het feit dat mijn wekker om 05.20 afgaat en mij oneerbiedig uit mijn diepe slaap sleurt, ben ik om 6u in zoverre opgestart dat ik kan beginnen. Er zijn geen spoedgevallen, dus ik mag beginnen de visite voor te bereiden voor de volgende dag op PUM.

De uitgestorven afdeling straalt een ander gevoel uit dan overdag. Snurkjes, kuchjes en ademhalingen zijn de voornaamste geluiden. Ik zet een stoel en tafeltje bij de eerste twee bedden en lees de verslagen en uitslagen van de afgelopen nacht. Ik schrijf wat op en alles gaat erg traag, doch gemoedelijk. De kinderen slapen rustig door als ik kort lichamelijk onderzoek doe.

Ik word aangenaam verrast als de zalen plots worden gevuld met eenmelancholischzuiver gezang. Ik leg m'n pen neer en kijk verbaasd hoe de zusters van de ochtenddienst met z'n vijven op een rij staan in de gang. Ze luiden de dag in ditaangename zulu lied, iets wat ik eerder nooit meekreeg, omdat ik pas rond 8 uur begin.

Daar zat ik dan, midden in een zaal met ondervoede kinderen, terwijl de zon de afdeling langzaam verlicht. Ik geniet even van het moment tot het gezang net zo plotseling wegebt als dat het was begonnen..

Om 8u, diezelfde zaterdagochtend verlaat ik opgelucht het ziekenhuis. Echter is er geen tijd voor ontspanning, want het is weekend! En de weekenden gaan we optimaliseren, hebben Nien en ik afgesproken. Dat hadden we van te voren al bedacht en op deze dag gerealiseerd door af te spreken dat Neil en Marc, twee vrienden van de Marc die in z’n tent zat opgesloten, ons om 9 u zouden oppikken. Nina had ook een nachtdienst gedraaid op de spoedeisende hulp en had daar geen slaap kunnen pakken, wat maakte dat zij zich waarschijnlijk net wat meer zombie voelde dan ik toen we in Durban aankwamen en op het strand neerploften. Een klein dutje, een duikje en daarna konden we er aardig tegen aan. Marc en Neil weten de goede plekjes te vinden, inclusief heerlijk eten, wat we in Stanger nog steeds moeilijk vinden. Die avond geniet ik dan ook met volle teugen van de eerste echte salade in Zuid-Afrika. Verse groenten, dat hebben ze in Stanger niet.

De volgende dag gaan we met z’n vieren naar het Tala game reserve, dichtbij Pietermaritzberg. Het is een relatief klein park, maar ik vind het persoonlijk een vrij groot stuk land dat is ingesloten door de muren van de organisatie. We rijden lekker rond in Neil z’n grote auto en het eerste dier dat we zien is een wild zwijn: Pumba! Al erg leuk, maar als we onverwacht moeten stoppen voor een kudde giraffen die de weg oversteken kan de dag niet meer stuk! Wat een machtige dieren, ze wandelen sierlijk het bos in en kijken ons nieuwsgierig aan. Verder zien we die dag nog veel zebra’s, bokken en gnoes. Nu ik het schrijf besef ik me weer hoe bijzonder het eigenlijk is, want net voor vertrek passeerden we ook nog van vrij dichtbij een groep chillende neushoorns en in de verte zagen we nijlpaarden in een meertje zwemmen. Wat weer een mooie avontuurlijke dag. Dat we nog even langs de prachtige Karkloof watervallen rijden had niet eens gehoeven, maar is toch een mooie afsluiter van de dag.

De weekenden die er volgen spenderen we of op het strand, of samen met Neil en Marc, die naar eigen zeggen blij zijn dat we hun weekenden wat opleuken, aangezien ze beiden net uit een relatie zijn. Lichtelijk bezwaard voel ik me alleen vanwege het feit dat ze ons vanuit Durban steeds ophalen en terugbrengen, maar in verband met de veiligheid is dat ook wel erg fijn. Opvallend eigenlijk dat de mensen hier allemaal veel behulpzamer worden als je verteld dat je beroofd bent op straat. Een fijne bijkomstigheid, maar laten we het ook maar niet misbruiken. We redden ons goed door de weeks, er gaat niets boven de veiligheid van ons bunkertje. Dat er in de weekenden mensen zijn die leuke dingen met ons willen doen maakt het allemaal alleen een stuk leefbaarder. De prachtige kust met eindeloze stranden is een goede plek voor ons om te ontspannen. Inmiddels hebben we al meerder malen geprobeerd te surfen, maar het lijkt erop dat we nog wat meer oefening nodig hebben. Dus laat de weekenden maar komen!

'Rough 'n tough Africa'

‘Bliep’, terwijl de poortjes van de douane zich openen stap ik een nieuw avontuur in. Een paar honderd meter terug laat ik Gino en mijn vader achter me, die tot aan Schiphol zijn meegereisd. Een raar idee dat ik ze pas over drie maanden weer zal zien, en dat ik me, samen met Nina, de komende tijd in een heel andere wereld zal storten: op naar Afrika, Zuid-Afrika welteverstaan!

Op Schiphol kom ik erachter dat onze vlucht een uur vertraagd is. Gino en pap wisten dit blijkbaar al via een hypermobiele vliegtuig-app, maar hadden besloten dit niet te delen in verband met de al bestaande spanning. In alle eerlijkheid ben ik eerder meer ontspannen, alleen maar grotere garantie dat we de vlucht zullen halen. En zo zit ik samen met Nina al snel twee uur te wachten op het vliegveld.

De vertraging breidt zich uit als onze vlucht vanuit Cairo naar Johannesburg nog meer vertraagd vertrekt. Gelukkig hebben we in Johannesburg wat speling om naar de bus te gaan. Voor de zekerheid nemen we een rechtstreekse taxi in plaats van de trein naar het busstation. Bij navraag zou dat 380 Zuid-Afrikaanse Rand kosten, waarop wij 350 voorstellen. ‘We zien wel wat de meter aangeeft’, zegt de chauffeur. Eenmaal op het busstation gaf de meter 480 R aan en is de prijs niet meer naar beneden te praten. Een wijze eerste les: als verse toerist word je gegarandeerd afgezet en sommige mensen spelen het spelletje van afdingen beter dan wij dat doen…

Gezien we springlevend Jo’burg hebben weten te ontsnappen, gaan we dat incident snel vergeten. In een grote bus van Intercape sjeezen we over de snelweg richting het oosten. Zo ongeveer direct nadat we de provincie Gauteng uit zijn begint de bus snelheid te minderen. De bus komt tot stilstand op de vluchtstrook. Wat een rare plek voor een bushalte zo op de snelweg, midden in het uitgestrekte, heuvelachtige Afrikaanse land…

Dit blijkt toch niet de bedoeling als de chauffeur met de mededeling komt dat we pech hebben: er zit ergens een lek. Terwijl we uitstappen aanschouw ik voor het eerst het Afrikaanse landschap, de uitgestrekte weiden zijn zoals ik ze ken van films en foto’s. De warme wind maakt het helemaal af, als we daarbij de keihard-passerende auto’s wegdenken. Ik kijk goed om me heen om als eerste wat Afrikaans wild te spotten. Een leeuw? Nou goed dan, een zebra misschien? In het hoge gras zie ik meerdere bruine ruggen onze kant op komen. Mijn hart maakt een sprongetje, ons eerste Afrikaanse wild!

Lichtelijk teleurgesteld blijken bij benadering deze vriendelijke bruinruggen doodnormale koeien te zijn. De drie uur die we daarna langs de snelweg hebben staan wachten waren daarmee geen groot succes. De reis verder brengt ons echter wel door spectaculaire gebieden. We zien de Drakensbergen voorbijkomen en in de velden spot ik dan toch een groepje interessante dieren: struisvogels, yeahh!

Uitgebreid vertraagd komen we toch diezelfde dag nog aan in Durban, waar Temba op ons wacht. Nina heeft geregeld dat hij ons naar ons guesthouse brengt, waar we uiteindelijk veilig aankomen en al snel in bed kruipen.

Het eerste weekend in Stanger (ook wel Kwadukuza) bestond uit settelen en aarden. Nina had al het nodige voorwerk gedaan, waardoor we verschillende huizen bij langs konden. Het eerste adresje was een beschikbaar kamertje bovenaan de heuvel waarop Stanger zich bevindt.

We worden ontvangen door Jeff, een vriendelijke, avontuurlijke Zuid-Afrikaan. De kleine ongemeubileerde kamer blijkt toch geen goede optie, maar met Jeff hebben we een leuke klik. Hij vertelt over de kustlijn en alle mogelijkse surfstranden, waar hij ons wel eens mee naar toe zal nemen. Ook spreekt hij zijn verbazing uit over het feit dat we uitgerekend in Stanger terecht zijn gekomen: ‘why Stanger?!’

Nog de volgende dag neemt Jeff ons mee naar Ballito, een meer welvarend stadje net zuid-oostelijk van Stanger, waar de rijkere(/blanke) mensen wonen. Eerder hadden we nog getwijfeld of we in Ballito zouden gaan wonen, maar nu we er zijn is de sfeer hier wel erg anders. Dit voelt niet eens als Afrika. Grote villa’s, resorts en enorme auto’s gaan aan ons voorbij terwijl we naar het strand lopen.

De eerste verfrissende duik in de woeste oceaan is wel een erg aangename. Het water is prachtig blauw en aangenaam verkoelend, de flinke golven parelwit en verassend krachtig. Jeff weet mijn angst voor haaien aardig in banen te leiden door te vertellen dat rond deze stranden weinig haaien voorkomen en hij legt ook uit waar de haaien wel zitten: daar blijf ik dus uit de buurt. Waar Jeff ons eerder voor waarschuwt is de criminaliteit en de leefregels van Zuid-Afrika. We krijgen een les: (1) laat je rugzak de volgende keer thuis, die wordt zo van je rug getrokken en het geeft aan dat je wat te stelen mee hebt; (2) niet na het donker nog zelfstandig over straat, zeker niet als blanke toerist, want je bent meteen een doelwit; (3) ga niet met het openbaar vervoer, als de inhoud van je zakken je dierbaar is en (4) laat nooit enig uiting van rijkdom blijken in de vorm van sieraden, telefoons of veel cash. Het klinkt allemaal wel zeer ernstig. Zou Jeff, als blanke Zuid-Afrikaan, nou zo’n bangerik zijn of is het echt zo gezellig hier?Hij ligt nog even toe: ‘this is Stanger, not Capetown or a peacefull African village: this is rough ‘n tough Africa’.

De waarschuwingen van Jeff blijven we de eerste week meerder malen horen en iedereen lijkt bezorgd dat wij als onwetende blanken in Stanger zomaar zijn losgelaten. Daarbij is er deze week een onverwachte crisis van Xenophobia in Durban ontstaan. Talloze Afrikaanse immigranten worden aangevallen, mishandeld en vermoord door Zuid-Afrikanen, omdat zij het werk van de oorspronkelijke bevolking afpakken. In de krant is er elke dag meer over te lezen en in het ziekenhuis heeft Nina zelfs filmpjes gezien waarop een groepje mensen wordt mishandeld en verbrand. Niet wetend hoe deze situatie zich ontwikkelt of uitbreidt zijn we toch niet helemaal gerust.

Echter, we blijven positief en met onze open houding verkennen we op onze slippers de stad om met onze eigen ogen te zien hoe het hier is. Maar we moeten toegeven, het is toch niet wat we hadden verwacht. Stanger is geen leuke stad, er is geen gezellig centrumpje, nergens een terras te bekennen en het eten is niet erg interessant. Restaurants of eettentjes hebben het over fast food ofwel grote vleesschotels. Gezond eten is hier schaars, de plaatselijke eetgewoontes bestaan uit veel vlees, veel vet en groente is daarbij bijzaak. Wellicht moeten we ons richten op de Indiase keuken, wat in deze regio (Durban/Stanger) ook vrij veel te vinden is. Verschillende curries en roti’s lijken geen slecht alternatief en zo nu en dan proberen we weer eens wat Zuid-Afrikaans. Als we vragen naar traditionele lokale gerechten worden we ook niet begrepen blijkt als een vrouw antwoord met: ‘you want to eat spicy food?’

Op maandag is het tijd om het ziekenhuis op te zoeken. De eerste dag stelt niet veel voor omdat onze supervisor niet lekker is nadat hij de tick-bite-fever heeft opgelopen in een natuurpark dat weekend. Met de extra tijd hebben we via het ziekenhuis een mooi appartement op het ziekenhuisterrein weten te bemachtigen, waar we zeer veilig en betaalbaar kunnen wonen de komende maanden. Dit ruime appartement is een ruime eengezinswoning en de beveiliging staat ongeveer voor de deur (aangezien er rondom het ziekenhuis erg veel beveiliging rondloopt). Het voelt wat beperkt, omdat we na 6 uur ’s avonds de deur niet meer uit kunnen(/willen), maar het is ons plekje en we maken er het beste van. Dat we op de eerste avond voor het slapen gaan nog in gevecht moeten met kakkerlakken nemen we voor lief: het kleine kwaad van Zuid-Afrika…

Vrij gemoedelijk en langzaam komen we in de loop van de week op de afdeling terecht waar we gaan werken. Ik begin bij de kindergeneeskunde en Nina twijfelt over gynaecologie of spoedeisende hulp, maar begint de eerste dag bij de gynaecologie.

Die donderdag nam ons verhaal een onverwachtere donkere wending. Ik had mijn tweede chaotische dag bij de kindergeneeskunde gelopen en Nina was net klaar met haar eerste dag op de spoedeisende hulp.

Voor het eerst een bewolkte dag, het miezert wat en de zon komt niet door. Op het moment dat wij aan de wandel gaan is de stroom uitgevallen wat dagelijks gebeurt, vanwege de zogenaamde ‘load-shedding’, waarbij de regering verschillende regio’s van het land om de beurt van elektriciteit afsluit om de elektriciteitscentrales te ontzien. Hierdoor sluiten veel eettentjes en winkels hun deuren. Wij besluiten naar de Kentucky Fried Chicken (KFC) te gaan, die hebben een eigen generator en daar heb je ook meteen wifi en ik had afgesproken te skypen met het thuisfront. We zijn al een aardig eind onderweg als Nina opmerkt dat we veel verder zijn gelopen dan eerder naar de KFC. Toch lopen we door, ik zou toch zweren dat het deze weg was.

De lucht is gevuld met grijze wolken en de straten zijn vrijwel leeg, wat de sfeer er niet beter op maakt in deze toch al niet stralende stad.

Na toch wel erg veel kruisingen gepasseerd te hebben moet ik ook toegeven dat we niet goed lopen. Dan zaten we er toch een paralelstaat naast. Op het moment dat we hardop staan na te denken voor het Shaka’s monument zie ik ineens een bordje van de KFC om de hoek! Een KFC! Echter een ander gebouw en een andere locatie dan verwacht. We vragen de bewaker waar de andere KFC is en jammer genoeg wijst hij in de richting waar we net vandaan kwamen, 'way up the hill!'

Vanwege het slechts 30-minuten-resterende daglicht, besluiten we niet hier down-town te gaan zitten maar eerst terug te lopen. In deze buurt wil je in het donker zeker niet lopen.

Nog geen honderd meter verwijderd van de KFC blijkt echter dat we ons dit te laat hebben bedacht. Vanuit het niets duikt een donkere schim op in mijn gezichtsveld. De man met capuchon mompelt iets als 'my friend', terwijl hij onprettig dichtbij komt. ‘Give me your phone.’ Bijna automatisch zet ik mijn nonchalante afwimpeltactiek in, voor dit wel erg vrijpostige verzoek: ‘No, no, no…’. Bij de laatste no staat zowel mijn hart als mijn wereld even stil als ik besef dat hij ineens een mes op mijn borst zet. Zijn grote ogen en duistere uitstraling doen me bevriezen. Van achteren voel ik hoe met een paar vlugge grepen alles uit mijn broekzakken wordt gepakt, terwijl ik als bevroren sta en nog iets naar Nina probeer te mompelen als: ‘hij heeft een mes’. Nina die misschien twee stappen verder staat heeft echter precies door wat er gebeurt en roept meteen om hulp. De paar mensen die nog op straat zijn draaien zich af van de hele situatie en zijn totaal niet geïnteresseerd om te helpen. Toch lijkt de hulproep iets te doen, want de twee ongure types zetten het op een rennen en proberen alleen nog zonder succes mijn plastic tas mee te grissen. Ze laten ons verdwaasd achter in totale shock…

Helemaal trillerig en met een bonzend hart snellen we terug heuvelopwaarts. Een man in een wit gewaad met een lange baard vraagt of het wel goed gaat, waaruit blijkt dat hij van ver kon zien dat dat niet zo is. We kunnen ook geen eerlijk ja antwoorden. Eigenlijk kunnen we even helemaal niks zinnigs uitbrengen, dus stappen we maar gestaag door naar huis. Langzaam maakt de shock en het onwerkelijke gevoel plaats voor de echte schrik en het besef van het gevaar wat we nu keihard hebben ervaren. Was dit Xenophobia? Bad luck? Of is dit Zuid-Afrika en staat dit ons binnenkort weer te wachten?

Na een onrustige nacht gaan we vrijdagochtend naar de medische manager van het ziekenhuis. Iedereen reageert erg geschokt en tegelijkertijd steunend als we ons verhaal doen. Twee artsen begeleiden ons naar het politiebureau en in het ziekenhuis wordt met nog meer snelheid de zaken geregeld om ons huisje zo leefbaar mogelijk te maken, aangezien dit toch echt onze bunker gaat worden. Maar is dat de moeite wel waard? Beiden erg geschrokken vragen we ons af of we moeten blijven of dat we hier echt gevaar lopen? Echt prettig is het hier op straat niet, moeten we hier drie maanden leven?

Om tot rust te komen vertrekken we zaterdag optijd naar het strand van Blythedale, een klein stadje aan de oostkust, net oostelijk van Stanger. Het is een schattig, groen en rustgevend stadje en doet ons erg goed. We genieten van het strand en de golven, het voelt goed om het mooie van Zuid-Afrika ook te zien en te voelen.

We wandelen langs de Bed&Breakfast Baroque, die we online al hadden gevonden. Voor eventuele toekomstige weekendopties lopen we even langs en ontmoeten daar de eigenares: Ora, een blanke Zuid-Afrikaanse vrouw. Ze ontvangt ons erg warm en liefdevol, ondanks dat het B&B al vol zit. Het klikt erg goed en we vertellen wat we komen doen en ook snel wat er is gebeurd. Ora heeft met ons te doen en vraagt of ze ons een lift terug naar het ziekenhuis kan geven. Dit vriendelijke aanbod slaan we natuurlijk niet af en zo zitten we al snel met haar en haar man Leon (jaja) in hun minibus. Alsof dat nog niet genoeg was nodigen ze ons ook uit voor een echte Zuid-Afrikaanse braai (barbecue), de dag erna. Hun dochter komt met haar man en dochtertje eten en wij zijn van harte welkom. Omdat ze niet willen dat we gevaar lopen halen ze ons dan eerst op en worden we ook weer thuis afgezet… Ik kan niet anders zeggen dan dat deze mensen, bijna als familie, zo’n vertrouwd gevoel uitstralen. Dit hadden we nou net nodig.

De avond erna zitten we dan ook stralend aan tafel met deze gezellige Zuid-Afrikaanse familie. Een avond met heerlijk eten, leuke verhalen en een positief gevoel. Laten we hier maar aan vasthouden en onze weekenden hier de moeite waard maken de komende tijd.

De nieuwe werkweek beginnen we fris, we gaan er weer voor. We besluiten van de weekenden volop te genieten en doordeweeks hard te werken. Er ontstaat direct een nieuw plan voor het komende lange weekend: zaterdag vertrekken we naar Sodwana bay, snorkel- en duikparadijs aan de oostkust!

Zo slecht hebben we het hier dan toch ook niet...

All good things come to an end

In de laatste weken van mijn stage begon het werk een andere karakter te krijgen. Langzaam krijgt het geheel vorm en kijken we hoe het eindresultaat tot stand zal komen.

Mooi op tijd is mijn data compleet, de groep patiënten met HIV en Tuberculose. Echter moet ik mijn groep vergelijken met een controle groep, patiënten met Tuberculose, zonder HIV. Deze groep zouden andere studenten doen, maar die zijn helaas nog niet erg ver. Daarom besloten ik en dr. Yanri dat ik met mijn data een voorlopig eindverslagje zou sturen, zodat ik alles in Yogya kan afsluiten. In de drie weken die ik daarna reizend zal doorbrengen, kunnen de andere studenten mooi doorwerken.

En zo kon ik met een heel goed gevoel naar Jakarta vertrekken om Rianne en Mischa op te halen. In Jakarta had ik zelf 1 dag te overbruggen, dus besloot ik naar Taman Mini te gaan, mini Indonesië (à la Madurodam).

In de bus naar de andere kant van Jakarta kom ik aan de praat met een leuk Indonesisch meisje, Fanny. Na een goed gesprek stelt ze voor om samen Jakarta te gaan verkennen, wat voor mij dé uitkomst is, want eigenlijk vond ik Jakarta maar eng, groot en onoverzichtelijk. Met Fanny doe ik wat sightseeing in Jakarta, tot ze me de volgende dag afzet bij het hotel dat ik geschikt had bevonden voor het ontvangst van Ri en Mies.

Het weerzien in Jakarta was weer heerlijk, wat een goed gevoel om mijn familie te ontvangen in 'mijn' Indonesië. We doen wat rustig aan en de volgende dag vertrekken we maar snel uit de drukke, moderne, dure en volle stad, zo niet als het Indonesië dat ik ken. Fanny was zo enthousiast geworden van mijn plannen dat ze besloot de eerste dag met ons mee te rijden, aangezien ze ook van wandelen hield, voegde ze zich bij onze reis naar een waterval, bij Cibeureum.

Met een aangename atmosfeer en goed weertje lijkt de beklimming helemaal goed te gaan. Na ongeveer tien minuten blijkt alleen dat Fanny misschien niet zo van

klimmen en wandelen houdt, dat ze geen conditie heeft en dat ze ook astma heeft. Met een klim van anderhalf uur voor de boeg kun je voelen waar dit heen gaat. Na een zware tocht, halen we het toch tot de waterval en kunnen we allemaal genieten van het prachtige aangezicht. Rianne en Mischa worden ook direct onderworpen aan de absurde ervaring dat mensen met je op de foto willen, alsof je toch zeker beroemd bent.

Na de waterval rijden we met onze chauffeur door langs Bandung, waar we met veel gedoe Fanny op een bus naar Jakarta zetten. Na het moeizame klimmen ging het allemaal een beetje dramatisch met haar, dus of het nou een goede keus was om haar mee te nemen, kun je je afvragen...

Na een verschrikkelijke nacht rijden, waarin zowel ik, als de chauffeur geregeld in slaap lijken te vallen, komen we aan op het paradijselijke strand van Batu Karas. We hebben hier helaas maar één dag om te leren surfen, wat wel een enorm succes is! Aan het eind van de dag kunnen we alle drie tevreden, doch verbrand, terugkijken op een succesvolle surfactie.

De dagen erna ontmoeten we Titis, het nichtje van Dhinar, en gaan we langs bij de plekjes waar ik al eerder was geweest, maanden ervoor. Na een heftige, uitdagende ochtend bodyraften door de green canyon van Pangandaran, sluiten we de dag af met een hidden beach, waar we de zon kunnen zien ondergaan.

Vrij snel en chaotisch verloopt de volgende dag, waar we naar de warmwaterbronnen van Baturaden wilden gaan, om vervolgens nog een waterval zien. Echter zat er zo weinig snelheid in de dag, dat we weinig tijd hadden bij de warmwaterbron, om vervolgens haastend de bus naar Yogya te halen!

Die avond komen we moe en verreisd aan bij mijn verblijf, waar ik een extra kamer had gevraagd. Zelfs voor het heerlijke eten van Yogya hebben we geen pit meer. Na een 4-daagse race over half Java, is het heerlijk om thuis te komen in 'mijn' stad, mijn kamer en mijn eigen bed....

De dagen in Yogya waren vrij vol, er is veel te zien, veel te doen, dus we begonnen de eerste dag met een goed Indonesisch ontbijt, nasi pecel. Vervolgens moest ik even serieus bezig, omdat dr. Yanri vroeg of ik toch nog een eindpresentatie wilde geven, die maandag. Terwijl ik die aan het maken was, zagen Rianne en Mischa een tempel en de grote mall 'Amplaz', waar Dhinar hen mee heen nam.

In de drie dagen in Yogya kon ik ze verder nog alles laten zien. De grote winkelstraat Malioboro, de hindoeïstische tempels Prambanan, de zilvermarkt en talloze heerlijke restaurants. Op maandag presenteerde ik mijn voorlopige verslag in Yogya, waarmee alles echt afgesloten was. Met een afscheidsetentje en drankje nam ik nog afscheid van wat mensen. De volgende ochtend vertrokken we met het vliegtuig naar Bali.

Vanaf het vliegveld reden we direct een flinke dag over Bali, naar het noorden. We zagen dorpjes, rijstvelden en tempels. In Lovina kwamen we aan in een zeer mooi resort, waar we 2 nachten besloten te blijven. In noord-Bali zagen we de warmwaterbronnen van Banjar, het onbewoonde eiland Menjangan, omringd door mooie wateren en snorkelparadijsjes. Op onze laatste ochtend in Lovina moesten we vroeg op, om in een minibootje dolfijnen te spotten. Het was even wachten, maar een overvloed aan dolfijnen was er zeker. De overvloed aan toeristen, die, net als wij, allemaal enthousiast met hun bootje dichtbij wilden komen, maakte het geheel helaas een stuk minder aangenaam.

Na een voorproefje op Bali, scheidden onze wegen even. Ik vertrok naar Nusa Lembongan, een eiland, ten zuidoosten van Bali, terwijl Rianne en Mischa een rondje Lombok deden in drie dagen. Daarvoor had ik alles mooi voorbereid met Sandi, die ook onze gids was geweest.

Nusa Lembongan (of Lembongan Island) was weer een waar paradijsje. De witte stranden, vol aangespoeld koraal, mooie golven in de verte. Helaas kwam ik hier niet om te surfen, ik had een ander doel: duiken!

Van Cam en Shanti, het Canadese stel dat ik op Karimunjawa had ontmoet, had ik de tip gekregen om zeker naar dit kleine eiland te gaan, waar ik prachtig zou kunnen duiken bij Blue Corner Dive, een duikshop van vrienden van hen.

Op het moment dat ik aankom bij Blue Corner Dive, komt het duikgevoel al in me naar boven. Duikpakken hangen te drogen, de grote flessen met perslucht staan opgeslagen in een hutje, bakken om de spullen te wassen staan op het strand en er is ook een mooi zwembad, waar de beginners hun eerste onderwater ervaring op kunnen doen. Op de patio zit een Indonesische man tussen een berg van regulators (regulator = het mondstukken en meters aan slangen, met een verbindingstuk voor de fles). De man blijkt Made te heten en is een dive master, hij brengt me naar Andrew, de baas en tevens de vriend van Cam en Shanti. De hele onderneming ligt op het strand, zo'n 50 meter van het diepblauwe water. Andrew is ontzettend aardig en staat open voor mijn ambitieuze plannen, ik wil namelijk mijn advanced diving certificate halen in 2,5 dag, terwijl daar normaal minimaal 3 dagen voor staan.

Als je wat wilt, moet je het ook goed doen. Dus die dag maak ik al drie duiken van de vijf die benodigd zijn voor het certificaat. Het gaat om speciale duiken, ieder met een eigen doel. Zo begin ik met een navigatieduik, worstelen met kompassen en heel hard proberen oriëntatiepunten te onthouden. De tweede duik is een drift dive, wat inhoud dat er een stroming staat die je over het rif doet zweven. Aangezien het water ongelofelijk helder is, de riffen onaangetast en de vissen overvloedig, maakt dit zeker mijn mooiste duikervaring tot nu toe. Het voelt alsof we vliegen over de imposante koraalriffen, in alle ontspanning zwemmen de vissen om ons heen en met ons mee, ik voel me letterlijk als een vis in het water hier.

Na mijn eerste twee duiken met Andrew, maak ik die avond nog een nachtduik met Made. Er gaat ook een groep Europese jongeren mee, die hetzelfde aan het doen zijn als ik. De nachtduik is niet echt mijn ding, het griezelige sfeertje is niet te beschrijven en de onoverzichtelijke desoriëntatie al helemaal niet. De vissen lijken allemaal te zijn gevlucht en ik zit alleen te wachten tot ik tegen een zeeduivel, octopus of en grote haai aanzwem. Hoewel het niet erg ontspannen voelt, is het ook wel weer speciaal. Met onze zaklampen schieten de lichtbundels links en rechts in de rondte, het is net als in de films...

Uiteindelijk bleken we zelf de enige zeemonsters in het rif, dus dat scheelt weer. De volgende dag staan alweer de laatste 2 duiken op de planning met Made. We doen een diepe duik, tot 30 meter, waar het allemaal net wat kouder, donkerder en kleurlozer is. De laatste duik besteden we aan ‘Fish ID’. Tussen alle duiken door heb ik wat in het boek kunnen studeren, en met deze duik word ik overhoord over mijn vissenkennis. Ik heb er in ieder geval veel van geleerd en genoten. Helaas is daarmee het duiken wel weer even voorbij. Het is tijd om me weer bij mijn reisgezelschap op Lombok te voegen morgen.

Ik heb in mijn 5 duiken in ieder geval genoeg gezien. Waar de riffen op zich al genoeg zijn, heb ik toch ook mooi ontelbaar veel butterfly - en angelvissen gezien, een zeeslang, triggervissen en een enorme barracuda (toch zeker 2 meter?). In de magische onderwaterwereld is teveel te zien om op te noemen, maar ik heb in een geweldige tijd gehad, grotendeels onderwater welteverstaan.

Op Lombok, zie ik Rianne, Mischa en Sandi weer. We slapen een nachtje in zuid-Lombok, voordat we naar het noorden rijden om de boot naar de Gili's te nemen.

Eenmaal op de Gili's, ben ik weer helemaal terug in de relaxte sfeer, het blijft een bijzondere plek. We eten verse vis op het strand als avondeten, met een rustige zonsondergang. Tijdens het eten voelt Mischa zich niet lekker, dus hij besluit om op tijd in bed te gaan.

De volgende dag doen we nog even rustig aan. Mischa heeft een flinke koorts, dus we laten een boottripje wachten tot morgen. Ri en ik maken een mooie wandeling om het hele eiland en snorkelen wat voor ons eigen strandje, terwijl Mischa deze kater even uitslaapt, want het lijkt gewoon een flinke zonnesteek.

Tijdens het snorkelen zwem ik met Ri naar de juiste diepte om zeeschildpadden te spotten. Aan de rand van het rif, waar je je best moet doen om de bodem goed te zien, daar huizen honderden (of meer) zeeschildpadden, heb ik me laten vertellen.

Na een geduldige snorkeltocht van 25 minuten zie ik ineens in de diepte een plateau liggen. Met een kleine schok besef ik me dat dit er één moet zijn. Ik duik naar beneden en terwijl ik dichterbij kom, zie ik pas de mooie kop van het beest. Hij draait zijn hoofd en lijkt me aan te staren. In extase roep ik Rianne erbij, die er ook nog even van kan genieten, maar eigenlijk is ze al best moe van al het gezwem en stiekem een beetje bang voor het grote beest!

Na zeker tien minuten is Rianne toch maar terug gezwommen en hang ik nog geïntrigeerd boven de schildpad. Helaas blijft elke vorm van actie uit en is het ook weer niet zo interessant... Terwijl ik daar rustig naar beneden lig te turen, lijkt het alsof er iets in mijn ooghoek beweegt. Als ik opzij kijk, zie ik pas echt een zeeschildpad! Op zo'n twee meter van mij, zwemt hij me voorbij. Weer helemaal opgewonden en enthousiast staar ik, terwijl hij me echt lijkt aan te kijken. Waarschijnlijk net zo nieuwsgierig als ik, zwemt hij een rondje om me heen. We maken samen een duikje de diepte in, voordat ik moet opgeven en hij verdwijnt in het oneindige blauw. Wow, swimming with turtles, echt prachtig...

De dag erna voelt Mischa zich nog niet erg goed. Toch besluiten we de boottocht om Gili Meno te maken, langs een mooi rif met een schipwrak, naar een bijzondere steen met grappige anemoontjes en als laatst nog een plek om zeeschildpadden te spotten. Voor Mischa is het wel zwaar, dus Rianne en Mischa gaan daar aan de kant, het strand op. Omdat ik toch zeker nog één wil zien, blijf ik nog even dobberen. Gili Meno is een absoluut schildpadden paradijs, want hier zie ik nog 3 schildpadden, wat het totaal op 6 brengt, want we zagen eerder die dag samen ook al één.

Uitgeput en voldaan keren we terug naar onze huisjes en rust iedereen wat uit.

Mischa voelt zich nu helemaal niet goed en die koorts blijft ook hoog. Is dit nou een zonnesteek die weer opwaait na een dagje op de boot? Eigenlijk moet hij toch echt even naar de dokter, we willen geen rare dingen. Vanwege stormachtig weer gaat de boot al een paar dagen niet, maar ons wordt beloofd dat het misschien morgen lukt. En zo snel gaat het: de dag erna zitten we op Bali, in een prachtig resort aan zee. Een zwembadje, uitkijkend over de zee. Het eerste wat we nu doen is een medisch centrum opzoeken. Daar worden de benodigde tests gedaan en moet het bloed gaan uitwijzen of het misschien Malaria is, Dengue, buiktyfus of toch niets specifieks.

Na een rustige middag en avond liggen we op tijd in bed, in onze mooiste kamer tot nu toe. Om 11 uur in de nacht gaat de telefoon, de vrouw van het medisch centrum laat ons weten dat ze een ambulance sturen. Met schrikbarend lage bloedplaatjes en hoogstwaarschijnlijk een infectie met het dengue virus is het een kritieke toestand en moet hij naar het ziekenhuis...

Een beetje uit het veld geslagen blijf ik een nachtje alleen in de grote kamer, met bijna alle bagage voor 3. De volgende ochtend vertrek ik vanuit Candi Dasa (Oost-Bali) naar Den Pasar, waar Mischa ligt in het ziekenhuis Ibu Kasih. Het gaat er vooral om dat hij onder controle blijft, verder is er niet echt een behandeling. De dokter zegt dat het misschien beter is om de vlucht te verzetten, of 'hopen' dat de situatie net optijd stabiliseert, zodat ze vanuit het ziekenhuis rechtstreeks het vliegveld op kunnen.

Het laatste is ongeveer hoe het gaat. Ik blijf zelf nog drie daagjes, waarvan Ri en ik er eentje spenderen in het heftige waterpark in Kuta, waar we ook met Marleen afspreken, een goede vriendin van Rianne. Toevallig en raar om elkaar zomaar hier te zien, maar erg leuk.

Rianne en Mischa zitten dus vast in het ziekenhuis, helaas is er daar vrij weinig te doen. Ik besluit om een dagje eerder naar Yogya te gaan, om rustig alles af te sluiten en dan vanuit daar terug te vliegen.

Alsof het geluk op was, krijg ik zelf ook koorts in Yogya. In de twee dagen voel ik me niet goed en zit er weinig pit in. Er is niks aan te doen, de tijd verstrijkt. En dan ineens is de dag aangebroken dat ik terug moet vliegen. Na 6 maanden is het avontuur voorbij, tenminste: voor nu.

Nu ik dit laatste verhaal post, ben ik alweer ongeveer een maand terug.

In Nederland terug aangekomen blijkt het nog winter in maart! Kou en sneeuw doen me geen goed, dus de eerste week breng ik binnen door, onder stapels dekens en in warme kleren. Vervolgens kom ik rustig weer in de roulatie, want het onderzoeksverslag moet nog wel worden uitgewerkt. Na drie weken loopt alles pas echt weer lekker en nu, na een maand, ben ik geloof ik weer helemaal terug. Deze aanpassing terug had ik dus onderschat. Nu, net op tijd, kan ik weer functioneren, dus volgende week ben ik klaar voor een nieuwe uitdaging: coschappen.

Indonesië is nu dan ver weg, maar blijft toch bij me. Dit halve jaar was een geweldige ervaring, een super tijd. Ik mis het leven daar, terwijl ik ook blij ben hier weer te zijn. De zomer die eindeloos leek is nu voorbij. Ik heb veel geleerd en gedaan, dus dat neem ik voor altijd mee.

Vulkanen, watervallen, aapjes en oneindige stranden

Waar mijn laatste verhaal eindigde zal ik de draad nu weer oppakken.

De vrijdag voor de kerstvakantie werkte ik me door de laatste dossiers heen, waardoor de vakantie meer dan welkom en gerechtvaardigd leek.

De zondagochtend dat mijn ouders zouden aankomen kwam ik met een raar, onbestemd gevoel door. Na een flinke schoonmaak, herordening in tassen en koffer, kwam ik uit op 2 tassen voor de vakantie en een hele zware volle koffer, die in Yogya zal blijven.

Volledig bezweet sta ik dan ineens oog in oog met mijn ouders, wat een heerlijk gevoel. Binnen een flits van een seconde voelt het alweer als vanouds, wat toch eigenlijk raar is, maar mooi. Ze zijn aardig verreisd en moe, erg toe aan vakantie!

We verblijven in het prachtige Phoenix hotel, waar we misschien ruim een uur de tijd hebben om te settelen en bij te komen. Voor de gehele periode heb ik een soort reisplan gemaakt, waarin alle tips en aangeraden plekjes samengebundeld zijn. Vooral de eerste drie dagen in Yogya, leken wat vol.

Na een kort plonsje in het zwembad komt Dhinar ons ophalen, voor een traditionele Indonesische lunch. Erg leuk voor alle partijen om elkaar zo te kunnen ontmoeten en de lunch bevalt ook nog eens erg goed.

Die dag bestond verder uit het wandelen door de drukke toeristische straat (jalan) Malioboro, vervolgens aten we een koninklijk diner bij het paleis.

De volgende dagen reden we met een chauffeur rondom Yogya. We begonnen met de universiteit en omgeving waar ik heb gewoond, we eten Burjo bij de warung waar ik die dagelijks at. Zo kan ik echt aan ze laten zien waar ik leef, zonder te twijfelen of het op papier goed overkomt. Na dit alles rijden we via de zilvermarkt in zuid-Yogya, kota gede, door naar het strand aan de zuidkust van Java. Het zwarte zand, harde golven en bergen met afval, maken het niet echt aantrekkelijk, maar het is op z'n minst een interessante ervaring. We eten er wel heerlijke verse vis, voordat we terugkeren naar het hotel. Heerlijk vermoeid komen we 's avonds aan in het hotel. Het is kerstavond, wat ons alle drie lijkt te ontgaan. Niet dat we het vergeten waren, maar het voelt nou allemaal niet echt kerstig.

De volgende ochtend rijden we fris naar de vulkaan Merapi voor een korte klim en uitzicht vanaf de berg. De top van de vulkaan is goed weggestopt in de wolken, maar alsnog ziet het er mooi uit.

Die middag bezoeken we het grote Hindoeïstische tempelcomplex Prambanan. Hoewel het mijn tweede keer hier is, ben ik toch weer onder de indruk en is het heerlijk om hier rond te lopen, terwijl het langzaam koeler wordt en de zon onder gaat. Mijn ouders ervaren hier voor het eerst de onwerkelijke ervaring, waar lokale toeristen bijna in de rij gaan staan om met je op de foto te mogen.

De volgende dag vertrekken we uit Yogya, voor de komende dagen heb ik Agus gevraagd om onze chauffeur te zijn, in een mooie luxe auto. De eerste stop is de Borobudur. Dit plaatsje, omringd door bergen, staat bekend om de grote Boeddhistische tempel. Bij aankomst huren we fietsen en fietsen we in een grote cirkel om de tempel, om te eindigen met een lekkere Javaanse maaltijd. We eten uitgebreid, want het is toch echt kerst...

De volgende ochtend beklimmen we de berg ten westen van de Borobudur, zodat we de zonsopgang over de tempel kunnen zien.

Vervolgens gaan we dan echt naar de tempel om hem te beklimmen. Met een gids krijgen we een beetje van de geschiedenis en het verhaal mee. Maar het is lastig te concentreren met allemaal foto- en vraaggesprekverzoeken. Verschillende scholen hadden deze dag gekozen voor een excursie, dus het was druk en vol! Echter was de tempel nog steeds indrukwekkend en bijzonder, misschien niet gek om nog eens terug te keren als het wat rustiger is...

Na een lange, goedgevulde ochtend vertrekken we naar Bakalan, Raffi's dorp. Door Merapi van de noordkant te passeren, bereiken we Bakalan vrij succesvol. Bij aankomst worden we hartelijk ontvangen door de familie. Raffi is zelf aan het werk op een cruise op de Caribische zee.

Het huis lijkt een kleine metamorfose te hebben ondergaan, sinds de laatste keer dat ik er was. Geen Engels betekent de uitgesproken kans om mij bahasa te oefenen en laten horen. Het gaat aardig.

Na een regenachtige middag en nacht, vol met lekker eten en tijd om bij te komen, breekt de volgende stralende ochtend aan. Voordat mijn ouders opstaan heb ik, onder strikte begeleiding, een mooi gerecht geproduceerd: garang asem. Vervolgens fietsen we naar de waterbron, midden in de eindeloze rijstvelden. Dit is een mooie plekje die ik nou echt graag wilde delen.

De heuvelachtige tocht, op krakkemikkige fietsen, valt echter iets minder goed in de smaak. Doordat we wat later vertrokken zijn (en de zon al op volle kracht straalt), zie ik beide ouders rood aanlopen en verschijnselen van oververhitting vertonen... Maar we halen het, heen en terug!

Na de sportieve ochtend is het alweer tijd om door te gaan. Een acht-uur-lange reis met onze chauffeur en gids Agus doet ons vermoeid aankomen in de bergen. De kortste nacht van mijn hele verblijf blijkt hier, als we om half 4 vertrekken, na om half 2 pas in bed te belanden.

Je zou zeggen dat het het wel waard moet zijn, maar na (wat het lijkt) uren op de top van de berg de wolken in te staren, wachtend tot de zon opkomt, moeten we concluderen dat de zon is opgekomen zonder dat wij daar een glimp van hebben kunnen opvangen. Op de weg naar beneden kunnen we in ieder geval stellen dat we genoeg wolken van dichtbij hebben gezien...

Die dag beklommen we de krater van de vulkaan Bromo nog om in de stomende diepte te kunnen kijken.

Deze plek in oost-Java was zover als Agus ging, dus namen we ander vervoer verder. Helaas is het niet zo makkelijk om in de middag nog op Bali te geraken, dus moeten we aardig wat regelen en betalen om bij de veerboot aan te komen.

Op Bali blijven we twee dagen aan het strand ten noorden van Kuta om een beetje bij te komen. Vrij toeristisch, maar na een korte shock eigenlijk heerlijk. Ik neem hier mijn eerste uurtje surf les, die helaas snel moet worden afgebroken als de bliksem zo ongeveer op ons strand lijkt in te slaan.

Na weer een aardige reis verblijven we de nacht van oud-en-nieuw op het paradijselijke verlaten strand van Gili Meno. Lekker eten, mooie stranden en uitzicht op het veel drukkere Gili Trawangan, met vuurwerk in de verte is het een unieke tropische oud-en-nieuw.

Waar de dagen op bet strand nog zo gevuld waren met ontspanning en rust, begon een nieuw sportief avontuur de dagen erna. We bezochten 2 watervallen op noord Lombok. De waterval Tiu Keleb staat met afstand op nummer 1 van de mooiste watervallen die ik ooit heb gezien. Dat zoiets natuurlijk ontstaat lijkt onwaarschijnlijk. Waar verschillende watervalletjes een halve cirkel om het meertje vormen, stort er een grote val in het midden. Aan beide zijden van het geheel stroomt het water langs de rotswand, naar beneden. Het is een indrukwekkend gezicht en biedt ons kans voor een uitstekend bad, na een aardige wandeling.

Terwijl we teruglopen ben ik er even stil van...

De drie dagen die volgden waren gevuld met het beklimmen van een berg, gunung Rinjani. Met de op één na hoogste top van Indonesië en een enorm kratermeer, belooft het een zeer indrukwekkende tocht te worden.

De eerste dag verloopt aardig, naast wat kleine probleempjes en tegenvallers. Voor ons drieën gaan er een gids en twee porters mee, bezakt en bepakt met eten en slaapspullen. Na een goedverzorgde lunch begint de regen echter hardnekkig te vallen. Na een lange, pittige, maar mooie tocht komen we die avond met zonsondergang aan op de kraterrand. Madil, onze gids, heeft ons goed begeleid en nu staan zelfs de tentjes al op een uitzichtpunt opgezet! Totaal uitgeput, nat en koud, verdwijnen mijn ouders vrijwel meteen de tent in, na een korte blik op het prachtige uitzicht. Aan de noordkant kijken we over Lombok heen naar de Java zee, en aan de andere kant kijken we in Rinjani's enorme krater en het daarin gelegen azuurblauwe meer.

De klim naar beneden, de krater in blijkt een zware kluif de volgende dag. Met overbelaste knieën bereiken we het meer, waar we kunnen baden in warmwaterbronnen, om even bij te komen. Daarna eten we lunch bij het meer, omringd door aapjes, voordat we de kraterwand weer beklimmen, om nu een mooi uitzichtpunt op de meer oostelijke kant te bereiken. Zoals ik het nu neerschrijf klinkt het als een lekker uitje, maar het was vooral een zware tocht en grote uitdaging. Er was niet veel reserve en daarom besloten we die nacht niet naar de top te gaan, maar op tijd te beginnen aan de afdaling.

Net voordat we het eindpunt bereiken, begint het nog keihard te regenen. Zodat we er bij aankomst net zo verzopen, uitgeput, doorgeleefd en ook opgelucht uit moeten hebben gezien als we ons voelden. Wat een tocht, wat een prestatie!! Erg trots dat mijn ouders dit helemaal hebben doorstaan. Dan is het nu tijd voor een dag bijkomen op een onbewoond eilandje aan de oostkant van Lombok.

Alweer aardig opgeladen nemen we de dag erna de speedboot terug naar Bali.

Op Bali hadden we nog 4 dagen om een bijzondere vakantie af te sluiten. De eerste dag bezoeken we het waterpaleis, een grote tempel, planstages en een grot in oost-Bali. Die nacht verblijven we in Ubud, midden op Bali. Na een massage in de vroege ochtend vertrekken mijn vader en ik naar Ubud's monkeyforrest. Het is een groot succes, met aapjes die in je tassen kijken, in je broekzakken voelen en op je schouders klimmen.

De laatste dagen verblijven we weer in het Maharta resort, in Seminyak, waar we onze eerste nacht op Bali ook doorbrachten. Grappig om weer terug te komen in de ontspannen atmosfeer en fijne omgeving. Hier is niks veranderd, terwijl wij in een ruime week toch echt wel erg veel hebben meegemaakt... Hier is het heerlijk bijkomen en dan is het ineens alweer tijd om afscheid te nemen. In Yogya moet ik weer aan het werk, dus ik kan niet helemaal blijven tot mijn ouders terugvliegen. Het is een heel raar gevoel om ze op Bali te laten, terwijl ik naar Java terug ga. Naar huis gaan lijkt nu ook geen slechte optie...

Maarrr, er is nog werk te doen en dan is er nog een mooie reis te plannen aan het einde van het geheel. Daar doen we het voor!

En zo ben ik de dag erna weer aan het werk in Yogya. Het gevoel dat iedereen zo ver weg van me is, is weer terug, maar de batterij is weer vol.

Langzaam begint het tijd te worden om naar het eind van mijn project te werken, en dat geeft geen slecht gevoel...

Lombok

Na alle geweldige belevenissen van de afgelopen tijden, was het even tijd voor rust. Of eigenlijk: hard werken! Eindelijk kan ik volop aan het werk met de medische dossiers en zo zit ik volle dagen in de ‘Medical Records’ room, in de kelder van het ziekenhuis. Alles gaat vrij chaotisch, maar het lijkt ook allemaal te werken. Vrij soepel kan ik zo mijn data verzamelen, zodat ik zometeen, na 6 maanden Indonesië, misschien toch ook echt iets op papier kan gaan zetten.

Aangezien het bijna elke middag flink stortregent, blijf ik gezellig in het koele kamertje onder het ziekenhuis dossiers doorspitten tot het droog (en vaak donker) is. Aangezien de dossiers in het Indonesisch zijn (en daarmee bedoel ik niet alleen de taal), moet ik er ruim de tijd voor nemen. Na twee dikke weken werken ben ik ruim over de helft van de patiënten, wat een goed gevoel geeft.

Uiteraard is het dan weer tijd voor wat ontspanning. Deze keer kwam het plan voort uit een mooie kans die zich voor deed. Reinoud en Yvon maakten een fietstocht over Bali en Lombok en we vonden een mooi weekend, waarin we elkaar op Lombok zouden kunnen ontmoeten. Helaas was het niet mogelijk om een extra vrije dag te krijgen, dus werd het een flitsende actie met het vliegtuig in één weekend.

Die vrijdag werd een vrij volle dag. Aangezien ik om 4 uur zou vliegen, besloot ik ’s ochtends op tijd te beginnen in het ziekenhuis, ter compensatie. Tot 12 uur werkte ik door 3 dikke patiënt dossiers heen, waarna ik tevreden naar huis vertrok. Toch weer in een zweterige haast de laatste dingen gepakt en rond half 2 kon ik op zoek gaan naar een taxi. Net voor ik in een taxi geraak, krijg ik nog een heerlijke volle lading tropische regen op mijn hoofd, maar het goede gevoel van het aankomende weekend kan er niet onder lijden.

Na een tussenstop in Surabaya, kom ik ’s avonds op Lombok’s internationale vliegveld aan. Een auto met chauffeur was al besteld, en zo kwam ik vrij soepel aan in het rustige Tetebatu, waar ik hartelijk en bijzonder werd verwelkomd door Reinoud en Yvon. Na ruim drie maanden, zitten we ineens heel vertrouwd op de veranda bij te praten.

De volgende ochtend was de eerste trip gepland: door de sawa's en het 'monkey forest', naar een waterval in de jungle! We begonnen met een heerlijk rustig ontbijtje van bananenpannenkoekjes en vers fruit. Vervolgens nam onze gids, Sandi, ons mee.

Terwijl we tussen de mooie frisse rijstvelden lopen, zien we het verschil in groeistadia van de rijstplanten. Van kalige groene sprietjes tot glooiende groene velden, tot goudgele pluimen, klaar om geoogst te worden.

Reinoud was al een paar dagen niet lekker, maar kon natuurlijk deze tocht niet zomaar aan de kant zetten. Ikzelf had een klein probleem met mijn grote teennagel, die ik iets te strak had afgeknipt, waardoor die vrij pijnlijk en rood in mijn schoenen moest. Maar het mocht de pret niet drukken, we gingen er vol voor.

Zo liepen we rustig misschien wel uren langs sawa's, dorpjes en stukjes rimboe. Sandi was gelukkig erg ontspannen en begripvol voor alles, zodat het geen probleem was om hier en daar een pauze te nemen. Zo voltooiden we de tocht compleet, met z'n vieren! De hele tocht was mooi, door een bamboe bos en het apenbos. We hebben zowaar leuke aapjes gezien! De eindbestemming was de mooie waterval 'air terjun jeruk manis', vrij vertaald 'waterval, de zoete sinaasappel'.

In een kleine open plek in de jungle, bestaan de laatste stappen uit een natuurlijke trap langs de rotswand, die uitkomt bij een soort klein meertje, waar de waterval in de hoek grote hoeveelheden water naar beneden gooit. Het is een prachtig plaatje, de waterval strak in de hoek, waar het water tegen de rotswand klettert.

De verfrissende duik is meer dan welkom, om weer even op een aangename temperatuur te komen. Aan de wand kun je een stukje omhoog klimmen, zodat de waterval als een natuurlijke douche op onze hoofden plenst.

Ik had al een paar dagen last van een ingegroeide teennagel, waar ik de ernst niet van inzag. Maar na een flinke wandeling van een paar uur, was het geheel een stuk onrustiger, dikker en roder. Na het zwemmen begon het ook nog week te worden, waardoor er een raar wondje ontstaat.

De terugweg verloopt een stuk sneller, na een dik uur door het apenbos, drinken we wat thee bij de familie van Sandi, waar ze ook mooie Saroengs en kleden verkopen. Reinoud en Yvon kopen hier een mooie traditionele Saroeng voor zichzelf en één voor mij, zodat ik me later ook in Nederland volledig Indonesisch kan voelen, met deze mooie kleding.

Het laatste stuk leggen we af op brommers, Yvon en ik passen precies achterop de brommer van Sandi en Reinoud gaat bij Sandi's zwager achterop. Hoe leuk het plan ook was, bleek al snel dat dit niet helemaal goed ging. Met nog een brommerrijder, verdeelden we ons gewicht over 3 brommers en zo raceden we nog even lekker over Lombok.

Mijn teen begon een eigen leven te leiden en was aan het eind van de dag een beetje een puinhoop. Om erger te voorkomen lijkt het toch verstandig om het even te laten bekijken. In Tetebatu bezoek ik dan voor het eerst in Indonesië een dokter, als ware patiënt. In de PusKesMas (soort huisartsenpost) wordt ik snel geholpen en sta ik binnen 15 minuten weer buiten, met een schoongemaakte wond, een antibiotische zalf en een verbandje. De rest van de dag maar even rustig aan doen, dan moet dat helemaal goedkomen.

De volgende dag werd een volle toeristische, culturele dag. We rijdne langs de rijstvelden, bezoeken we een traditionele Indonesische markt (pasar), waar alle soorten eten en gebruiksvoorwerpen worden verkocht. Met wat fruit en Indonesische snacks op zak, bezoeken we hierna een ijzersmederij, mandenvlechters, pottenbakkers, weverijen en een houtbewerkerswinkeltje. Bij de laatste komen we weg met tassen vol bijzondere souvenirs. Altijd leuk om wat tastbaars over te houden aan mooie tijden.

Zo is het alweer zondag en breekt de laatste avond van dit fijne weekend aan. We eten nog een uitgebreide maaltijd bij ons resort, voordat ik mijn spullen alweer mag gaan inpakken.

De volgende ochtend is het rond 7 uur, al tijd om afscheid te nemen, zodat ik mijn vroege vlucht haal, om niet te laat in Yogya terug te zijn. Jammer om zo snel weer afscheid te moeten nemen, maar we hebben in ieder geval dit weekend zeer goed benut!

Terug in Yogya valt er die dag niet veel meer te doen, qua stage. Dhinar geeft even een second opinion over mijn teen, die er niet beter op wordt. Hij vindt het er echt niet goed uit zien en daar kan ik het niet mee oneens zijn. Voor ik het allemaal helemaal door heb, lig ik op de spoedeisende hulp op een bedje op de gang (alle kamers zijn vol) en plannen de arts-assistenten van de chirurgie een kleine chirurgische ingreep. Met plaatselijke verdoving verwijderen ze de helft van mijn nagel en wordt het geheel goed schoongemaakt. Het is een vrij heftige, doch interessante actie, allemaal op datzelfde bedje op de gang van het ziekenhuis.

Al vrij snel sta ik weer buiten, nu met orale antibiotica en pijnstillers op zak. Een dik verband om de teen, nu drooghouden voor zeker een week. In het regenseizoen zie ik het probleem reizen... Op het moment dat ik naar huis wil lopen beginnen de eerste druppen te vallen en besef ik me dat het nou eenmaal niet altijd mee kan zitten. Twee nutteloze uren later kan ik eindelijk naar huis.

Dit weekend valt nu helemaal niet meer te vergeten.

De twee weken erna moet ik flink doorwerken, aangezien ik nog geen toestemming voor vrije dagen in de kerstvakantie heb, maar mijn ouders wel ruim twee weken komen. Afhankelijk van de voortgang zou ik met ze meekunnen. De vrijdag voor de kerstvakantie kom ik door de laatste medische dossiers heen, waardoor het hoofdstuk 'medical records room' lijkt afgesloten. Hiermee is dr. Yanri ook niet ontevreden en daarmee krijg ik mijn vrije dagen. Ook de teen doet het inmiddels weer goed, hoewel het allemaal langzaam geneest. De dag nadat mijn ouders aankomen mag ik eindelijk weer zwemmen, de timing is perfect, waarna een nieuw avontuur kan beginnen. Ruim twee weken rondreizen over Java, Bali, Lombok en de Gili's.

Vanwege gebrek aan computer en internet gedurende de afgelopen weken kan ik dit er nu pas opzetten, terwijl we alweer wat verder zijn. De rest komt later, alles op zijn tijd.

In ieder geval voor iedereen nog een warm en ontspannen 2013 gewenst!

Prettige weekenden en een gelukkig nieuwjaar

Het is weer tijd voor een update. De tijd vliegt voorbij! Er zijn alweer weken gepasseerd, terwijl het lijkt of mijn laatste reismee-post nog zo recent was.

De stage begint eindelijk te lopen. Mijn afspraak met Abid wierp binnen een paar dagen zijn vruchten. Hij kon me niet direct met de dossiers en registratieboeken laten werken, maar na 2 dagen ronddwalen en rondvragen vond hij het eigenlijk ook allemaal wel best. Hij kende me, mijn begeleider en mijn plan. Dus die week mocht ik de boeken in, zonder officiële goedkeuring. Bergen met data staan her en der verspreid weergegeven. Na 2 weken dagelijks normale werkdagen maken had ik dan mijn lijst, een fantastische lijst van 60 patiënten, hiermee gaan we verder!

Het werken is een stuk vermoeiender dan wat ik voorheen deed (meelopen, rondkijken, nadenken en wachten). Daarom worden de weekenden extra belangrijk om te genieten.

Dhinar kwam met een plan. Hij is de arts-assistent die me de eerste weken mee nam op de afdelingen, en wie ik nu zeker beschouw als een goede vriend.

Woensdagochtend om 9u zat Dhinar al te wachten in de HIV-kliniek. Zijn moeder zou de volgende dag terugkomen van haar pelgrimstocht naar Mekka, wat een belangrijke familieaangelegenheid zou worden. In zijn geboorteplaats Cilacap, komt de hele familie samen om haar te verwelkomen. Bij deze was ik uitgenodigd om mee te gaan, daarna zou Dhinar's nicht, Titis, mij daar de omgeving laten zien. Enige obstakel: vertrek, morgen 5.00 vanuit Yogya.

Helaas lukte dat niet helemaal, aangezien dr. Yanri eerst een update wilde van het onderzoek. Gelukkig was deze update vrij positief en was zij net zo blij met mijn werk als ik al was. Daarom nam ik donderdagmiddag de bus naar Cilacap en kwam daar in de loop van de avond aan.

Cilacap is nog net een stadje te noemen, maar is vrij klein en uitgestorven. Dhinar pikt me op van het busstation. Direct na mijn aankomst rijden we door naar de grootste Moskee van de stad, waar blijkbaar bussen vol met mensen terugkomen van deze belangrijke tocht. Het onthaal is emotioneel en feestelijk! Wat ontzettend bijzonder dat ik daar als enige blanke tussen sta te kijken. Ik word niet eens raar aangekeken, want iedereen heeft wel wat anders aan zijn hoofd. Eenmaal thuis in het ouderlijk huis is er een overvloed aan lekker eten. Er wordt me weer meer eten toegeschoven dan ik op kan, maar wat kan ik anders dan het respectvol opeten?

De volgende ochtend word ik heerlijk rustig wakker in het huis van de oom van Dhinar. Titis is ontzettend aardig en spreekt, als Engels lerares, vrij goed Engels. Ze heeft een indrukwekkend programma voor het weekend. De eerste dag reizen we via Purwokerto, naar Baturaden, een soort park tegen de bergen aan. Het is een prachtig stukje Indonesië. We lopen langs watervallen, ik neem een bad in de warme zwavel-waterbronnen, en als klap op de vuurpijl komen we aan bij een waterval waar ik vanaf mag springen. Vrij spannend, want het water is helemaal niet diep. Maar anderen doen het ook! Zoals het in de films gaat, vanaf de rotsen, het koele water en de adrenaline. Dit alles in deze prachtige omgeving doen me weer beseffen hoe gelukkig ik moet zijn. Het lijkt bijna alsof deze fantastische plekjes mij vinden, want zonder te hard te zoeken, beland ik van de één in de ander.

De indrukwekkende agenda zette zich de volgende dag voort. Na een ontbijtje in Cilacap, rijden we ruim 2 uur naar het westen en bereiken daar Pangandaran. Ik heb gelezen dat je hier mooie stranden hebt en goed kan surfen. Maar wat wij gaan doen is veel leuker: body-raften in de Green Canyon, met het hele gezin van Titis.

Met een jeep rijden we de jungle in, vervolgens bereiken we de rivier na een trektochtje van 30 minuten. We stoppen bij een grote vleermuisgrot aan het water. Onze groep bestaat uit 10 mensen, waarvan 3 gidsen. Ik ben de enige niet-Indonesiër. De anderen zijn allemaal lichtelijk gespannen, aangezien ze niet of nauwelijks kunnen zwemmen. Voor mij is dat vrij komisch om te zien en moeilijk in te beelden.

Even later plonsen we voor de grot het water in en drijven met de stroom mee naar beneden. De rivier is aan beide zijden omgeven door hoge begroeide stenen wanden, zoals de naam (Green Canyon) al doet vermoeden. Het normaal zo groene water is vandaag modderbruin gekleurd, vanwege de overvloed aan regen! Voor mij geen probleem, de begroeiing aan beide kanten is groen genoeg en het water is vrij wild, waardoor het een geweldig avontuur wordt. Langzaam drijvende delen worden afgewisseld met stroomversnellingen en watervalletjes, we klimmen in de grotten aan de wand en komen zo halverwege aan in een grote grot. De grot kan op twee manieren worden verlaten: klim naar beneden en plons in de stroomversnelling óf klim naar boven en spring van een grote rots naar het midden van de rivier. Samen met een van de gidsen waag ik die sprong! Met een flinke sprong laat ik de grot achter me en laat ik me meevoeren met de stroming. Avontuur, actie en volop natuur op deze prachtige plek overtreffen misschien wel alles wat ik hiervoor heb gezien! Wat is dit gaaaf!

Die avond sluiten we mijn verblijf af met Hollandse pannenkoeken, als dank voor alles laat ik ze een culinair hoogstandje uit Nederland proeven. Het gebaar wordt gewaardeerd en volgens mij kunnen ze ook best genieten van deze Hollandse snack. Als laatst wil ik even afscheid nemen van de huispapegaai, Riko. Ik voel wel een band, nadat ik hem in de dagen ervoor melk en bananen heb gevoerd. Dus ik pak het touwtje waar hij aan vast zit, in de hoop dat hij op mijn hand komt zitten. Ik weet even niet wat me overkomt als Riko vol overtuiging zijn snavel in mijn middelvinger zet. Terwijl ik probeer te verwerken wat er net gebeurde, neemt hij nog een hap uit mijn vinger. Snel geef ik de vogel aan Yusuf, het broertje van Titis.

Okee vogel, onze vriendschap was nog te vers…

De week erop was in het ziekenhuis niet erg veel te doen. Het is wachten tot ik een pas krijg om de 'medical records room' in te gaan, waar ik alle data over mijn 60 patiënten hoop te vinden.

Die donderdag was het Islamitisch nieuwjaar, voor mij weer een heerlijk lang weekend. Raffi kwam met het voorstel om in Solo de ceremonie op de vooravond van het Islamitisch nieuwjaar in het paleis bij te wonen. Daarna kon ik een paar dagen in Bakalan verblijven.

In traditionele kledij gingen we naar het paleis. Het kostuum bestond uit een soort sarung, een jasje, verscheidene riemen, een dolk en een blankon (een soort kleine tulband). Hoewel het eventjes allemaal vrij comfortabel lijkt te zitten, beginnen de riemen al snel losser te raken en blijft daarmee mijn dolk niet goed zitten. Ook hadden ze geen blankon in mijn maat en begint deze in de loop van de avond te knellen. Ik krijg het idee dat mijn denkvermogen hierdoor lichtelijk wordt beperkt. Echter allemaal geen probleem, we doen het ergens voor.

Op de een of andere manier hadden we officiële uitnodigingen om bij de 'royal family' in de zaal te zitten. Dat was ook de reden, waarom we deze bijzondere kleding moesten dragen.

De ceremonie was leuk om mee te maken, hoewel ik het niet echt snapte. Het doel van de hele avond was om een route te lopen met een speciale dolk, die vervolgens in het paleis zou eindigen. Terwijl ik mijn ogen uitkijk, hoor ik gebeden, toespraken en gezang. Het valt op dat iedereen hier veel aandacht heeft besteed aan zijn uiterlijk. Terwijl ik daar onwetend alles laat gebeuren, vertelt Raffi dat de man drie rijen voor ons de koning is. Hij wijst de prinsen en prinsessen aan, en probeert uit te leggen welke andere bekende mensen hier zitten. Mij wordt het steeds onduidelijker hoe wij hier dan terecht zijn gekomen. Raffi wil het in ieder geval niet uitleggen…

Na zo'n twee uur komt de dolk binnen en is dat deel afgesloten. Vervolgens eten we nasi Liwet, een traditionele maaltijd uit Solo. Daarna schud iedereen elkaar de hand, zo schud ik de hand met de koning, zijn jongste zoon en de kroonprins. Voordat de familie zich terugtrekt in het paleis krijgen de gasten allemaal kleine geschenkjes. Om tien uur besluiten wij naar huis te gaan, waardoor we alleen missen hoe de koning twee uur later de deuren open doet en iedereen samen gaat mediteren als de klok 12 slaat.

Ik bleef nog drie dagen bij Raffi's familie. Raffi moest zelf twee dagen daarvan werken, maar ik hoefde me daarom niet minder te vermaken. Ik kom weer tot rust tijdens deze rustige dagen in Bakalan. Lekker eten, vroeg opstaan, rusten in de middag en volop genieten van het leven. Geen stress of drukte te bekennen in de weide omtrek.

Elke ochtend fiets ik langs de sawa’s naar de waterbron, die met een muurtje is omgeven, zodat je er echt kan zwemmen. De plaatselijke bevolking test mijn Bahasa Indonesia, met kleine standaard gesprekjes. Blij verrast zijn zowel zij als ik, als we met de gesprekken nog best een eind komen. Op de tweede dag begint het echter te regenen als ik aan het zwemmen ben. Ik besluit terug te gaan en tijdens de fietstocht neemt de regen alleen maar toe. Als ik aankom bij het huis, heeft de regen zich ontwikkelt tot tropische stortbui en ben ik volledig doorweekt. Hartelijk word ik uitgelachen door Raffi’s vader en oma, die buiten naar de regen zitten te kijken. ‘Mandi dulu’, nu eerst douchen!

Ook krijg ik elke dag de kans om een kijkje te nemen achter de schermen van de Javaanse keuken. In het achterhuis van de familie krijg ik Indonesische kookles van Raffi’s moeder, ze leert me echt Indonesisch koken. We maken: Rica Rica, Garang Asem, Sayur Sup, Tempe goreng, Sambal tomat en Burjo. Een overvloed aan smaak, geuren en kleuren!

Raffi kan erg genieten van het feit dat ik me zo vermaak bij zijn familie. De taalbarrière is aanwezig, maar we redden ons goed. Aan het eind van de dag kunnen we samen hartelijk lachen om de misverstanden en onduidelijkheden waar we niet uit kwamen, als Raffi aan beide kanten kan vertalen en uitleggen.

Op mijn laatste avond in Bakalan, bak ik weer pannenkoeken, om ook hen iets te laten zien en proeven uit mijn land. Het gebaar wordt wederom gewaardeerd. De moeder en oma van Raffi nemen een hap van de pannenkoek en zeggen dat ze het lekker vinden. Hun gezicht doet echter anders vermoeden, wat wordt bevestigd door het feit dat ze allebei de pannenkoek snel (en bijna ongezien) doorgeven aan hun buurman, als ik de andere kant op kijk. Toch jammer dat ik ze er niet echt blij heb kunnen verrassen. Misschien is het beter om niet te proberen te koken voor iemand die zelf al zo goed kookt…

De dagen daarna is het weer even wennen om alleen te zijn in Yogya, het voelde wel heel vertrouwd en als een familie in Bakalan. Kort daarvoor was ik ook al zo hartelijk ontvangen in Cilacap.

Wat een gastvrijheid, wat een geweldige mensen en wat een mooie plekjes heb ik weer gezien. Mooie dingen om aan terug te denken…

Drukte in het ziekenhuis en een weekend in Bakalan

Terwijl de tijd voorbij vliegt en er alweer veel is gebeurd, is er rondom mijn eigen onderzoeksproject weinig vordering. Echter zijn de afgelopen weken wel vrij druk geweest. In het ziekenhuis ben ik als co-assistent op de afdeling longziekten gezet. Heel leerzaam en interessant, maar toen ik hoorde dat week 3 als co-assistent stond te beginnen, heb ik toch maar gemeld dat dit mijn doelen voorbij streeft en ik dan liever probeer aan het onderzoek te werken. We proberen nu buiten de officiele manier (wat inhoudt: wachten op goedkeuring en dan de ‘medical records room' in kunnen om alle patiënten op te zoeken), toch een start te maken. Zo zit ik op de HIV kliniek in de dossiers van de voorbijkomende patiënten te kijken of ze toevallig (naast het hebben van HIV) ook voldoen aan mijn inclusiecriteria: treated for TB in Sardjito Hospital.

Naast het meelopen in het ziekenhuis heb ik 3x per week 3 uur mijn bahasa Indonesia cursus. Hierdoor zijn het vaak volle dagen en met wat sporten en leuke dingen erbij zou ik mezelf bijna druk noemen, terwijl het er puur zakelijk naar uitziet dat het nog maar weinig opschiet allemaal.

Intussen is het weer hier wel omgeslagen, het regenseizoen begint er aan te komen. Vrij onregelmatig komt het zo nu en dan met bakken uit de hemel vallen. Het verschil tussen een Hollandse regenbui en Javaanse stortregen heb ik wel gemerkt toen ik op een dag besloot toch maar even de 30 meter door de regen te rennen, om mijn was te halen bij de wasserette in de straat. Terwijl ik erheen sprint, komt het water al tot mijn enkels en lijkt de straat inmiddels meer op een rivier dan straat. Mensen kijken me met grote ogen aan als ik weer terugkom in de toko Kinanti, de winkel onder mijn studentenflat. Totaal doorweekt stap ik mijn kamer binnen en ook mijn was is niet meer zo mooi gedroogd als die was. Dit doen we de volgende keer even anders...

23 oktober is de heilige dag voor de moslims, waar in alle moskeeën een veelheid aan geiten en koeien ritueel worden geslacht. Voor mij betekent het een vrije vrijdag, maar het wordt me wel duidelijk gemaakt dat ik toch iets moest proberen mee te krijgen van deze traditionele rituelen.

Ik werd voor dat weekend uitgenodigd om naar het dorp van Raffi te komen, één van de Indonesische jongens die ook op Karimunjawa op vakantie waren. Ik kon van donderdag tot zondag bij zijn familie in huis verblijven.

Met de trein naar Solo. Omdat er een paar dagen eerder een ongeluk was gebeurd, mag iedereen dit weekend gratis reizen. Even was ik blij met de 1 euro die ik daarmee bespaarde. Helaas had ik niet voorzien dat dit ook betekent dat iedereen de kans grijpt om gratis met de trein te gaan, en zo werd het een vrij ongemakkelijke trip van anderhalf uur. Staand, met mijn dikke backpack en aan elke kant een Indonesiër tegen me aan.

Des te beter was het gevoel toen ik aankwam in Solo! Raffi stond al een tijdje te wachten, aangezien de trein niet zo hard kon als normaal. We rijden met de brommer naar zijn dorp. Het is ongeveer een half uur rijden, want het ligt vrij ver buiten de stad. Waar ik had verwacht aan te komen in een buitenwijk van de stad, bleek dit een echt dorpje. Midden tussen ontelbare sawa's (rijstvelden), heuvels en plantages, komen we aan in het rustige dorpje ‘Bakalan'.

Ik ben meteen onder de indruk van de omgeving, het is hier weer heel anders dan alles wat ik hiervoor heb gezien. De familie ontvangt me hartelijk en ik voel me meteen thuis. Hier blijkt wel weer dat ik na al die lessen om de taal te leren, nog een lange weg te gaan heb. Gelukkig functioneert Raffi als tolk. In de tuin van de familie staan drie enorme mangobomen, waarmee ze vrij rijkelijk zijn voorzien van mango's. Ik vind het fantastisch hoe de vader even de tuin in gaat en we even later een flinke schaal mango's met zijn allen eten. Zo zoet en fris heb ik ze nog nooit gehad.

De volgende ochtend (7.00) nemen we vroeg de fiets voor een flinke tocht, samen met het broertje en nichtje van Raffi. Bergje op, bergje af, tussen de sawa's door, langs fruitbomen met vruchten die ik nog nooit heb gezien, langs de plantages waarmee de mensen zich hier vrij goed kunnen voorzien. We eindigen de tocht rond 10 uur bij de waterbron van het dorp. Het koele grondwater komt tussen de stenen naar boven en vormt een fris bad, doordat vier muren het water vasthouden, waar even kunnen afkoelen en verfrissen. We eten pecel aan de kant van het water, het is gekookte groenten met pindasaus.

Als we weer thuiskomen is het ongeveer 12 uur, Raffi's moeder heeft het ontbijt/brunch klaarstaan. De pisang goreng (gebakken banaan) die wij voor het fietsen aten en de pecel waren blijkbaar te klein om echt ontbijt te noemen. Zoals Raffi al had verteld, is zijn moeder een geweldige kok. Tempé goreng, kring tempé, heerlijke kip, op deze manier is 3x per dag rijst totaal geen probleem!

Die dag bestond verder uit uitrusten, wat rond het huis lopen en hangen. Ik voel me al snel heel erg thuis in deze bijzondere omgeven. 's Avonds is het eten weer minstens zo geweldig, waarna ik met een volle buik naar bed kan.

De volgende dag vertrekken we na een heerlijk ontbijtje in alle rust naar Solo, waar Raffi me een beetje van de stad laat zien. Vervolgens gaan we naar het grote Pandawa Waterpark. Het is een groot openluchtzwembad met tientallen glijbanen. Ik probeer ze allemaal uit, terwijl Raffi liever even uit de zon blijft en in slaap valt. Ik vermaak me mateloos, de glijbanen zijn niet allemaal heel spectaculair, maar best leuk. Raffi gaat ook hier en daar wel ergens in, maar besluit toch eerder dan ik te stoppen. Als afsluiter ga ik nog één keer van de vrij heftige ‘Black Hole'. In het pikdonker vlieg ik in mijn band naar beneden, met de juiste techniek behaal ik een topsnelheid! Net iets te hard? BAM, in de op één na laatste bocht sla ik met mijn band over de kop!

Zo'n 20 minuten later loop ik nog steeds een beetje draaierig naar de uitgang. Met een buil als een ei op mijn hoofd, een bebloede knie en een geschaafde schouder kan ik toch zeggen dat ik zelfs in dit park mijn avontuur wel kan vinden.

Die zondag was het helemaal vroeg opstaan. Met een trip van 2 uur voor de boeg, wil je niet door de brandende zon rijden. Raffi heeft een heel dagvullende programma voor ons gemaakt.

De motortrip was zo erg nog niet. Langzaam zie ik de omgeving veranderen tot we aankomen in het koele stadje tegen de berg: Tawangmangu.

Hier wandelen we eerst door de bushbush een enorme trap af. Veel toeristen, maar ook leuke aapjes, vlinders en een mooie omgeving. Helemaal beneden kan ik het water horen vallen. Een enorme waterval, het water dendert zo'n 100m naar beneden op de stenen in een soort meertje in de hoek van een grote open plek in deze jungle. Het is een bijzonder mooie plek, en samen met de prettige temperatuur is het aangenaam vertoeven hier. We vermaken ons daar een mooie tijd, met honderden toeristen, waarvan opvallend weinig niet-Indonesisch.

Na een flinke klim terug de trap op, rijden we langs de plantages van de omgeving. Bij de aardbei-plantages stoppen we om wat verse aardbeien te plukken.

De laatste stop is de tea garden. Boven op de heuvels tegen de bergen aan is een enorm gebied beplant met een soort thee struiken. Met een enorm uitzicht over het landschap is dit weer een fantastisch plekje!

Die avond wilde ik eigenlijk de trein terug naar Yogya nemen, maar Raffi's moeder had een afscheidsetentje voorbereid en ik kon niet anders dan daar heerlijk van genieten. Heel licht, knaagt in mijn achterhoofd het idee dat ik de volgende dag om 8u een afspraak heb met Abid, de baas van de dossiers die ik al weken wil zien ...

Echter, de laatste avond was een mooie afsluiting en als ik de volgende dag om 6.15 in de bus zit, heb ik totaal geen spijt van dit plan. Wat een bijzonder weekend was het, het echte leven op het Javaanse land. De gastvrijheid en het leven hier heeft me doen verbazen. Eigenlijk wil ik helemaal niet terug naar Yogya, kon ik maar langer genieten van dit leventje. Wat een idyllisch bestaan, dit ga ik zeker missen!